Op zaterdag 21 november zendt KRO-NCRV een bijzondere gedachtenisviering uit, waarbij wordt stilgestaan bij onze overleden dierbaren. Hieronder vindt u het liturgieboekje van de gedachtenisviering. 

LEZING Psalm 77, vertaling door Huub Oosterhuis

Mijn stem is mij vergaan.
Ik roep zonder geluid.

Hemel, hoor je mij?
Ooit was iemand daar

Die ik noemde ‘God’
Jij, Besta je nog?

Lied 1: ‘Licht dat ons aanstoot’ (LB 601) door Trijntje Oosterhuis

Licht dat ons aanstoot in de morgen,
voortijdig licht waarin wij staan koud,
één voor één, en ongeborgen,
licht overdek mij, vuur mij aan.
Dat ik niet uitval, dat wij allen
zo zwaar en droevig als wij zijn
niet uit elkaars genade vallen
en doelloos en onvindbaar zijn.

Licht, van mijn stad de stedehouder,
aanhoudend licht dat overwint.
Vaderlijk licht, steevaste schouder,
draag mij, ik ben jouw kijkend kind.
Licht, kind in mij, kijk uit mijn ogen
of ergens al de wereld daagt
waar mensen waardig leven mogen
en elk zijn naam in vrede draagt.

Gedachtenisviering
Gedachtenisviering

Bemoediging en groet  door René de Reuver

In het donker van verdriet, gemis en leegte steek ik een kaars aan.  We horen hierbij het eerste woord van God: licht!
En Christus, die zegt: ‘ik ben het licht der wereld!’
Een kwetsbare licht, dat schijnt in de duisternis,
maar de duisternis heeft het niet in haar macht gekregen.  (Joh. 1:5)

Openingswoord door Rineke van Ginkel

Morgen is het Eeuwigheidszondag.
Deze viering staat in het teken daarvan:
we gedenken wie ons ontvielen en noemen hun namen –
opdat we niet vergeten.
De namen die we noemen worden ook geschreven op blaadjes van glas;
blaadjes die we hangen aan de takken van een herinneringsboom,
hier in de kerk.
En we steken kaarsen aan –
het licht van de kaarsen verbindt ons met de mensen die we zo missen;
net zoals de verhalen van en over deze mensen ons met hen verbinden.
Om die verhalen te verzamelen heeft afgelopen tijd
op verschillende plekken in het land
een witte telefooncel gestaan.
Een kleine kapel, als het ware,
waarin mensen herinnerden en deelden.

Lied 2: 'Blijf bij mij' door Leoni Jansen 

Blijf bij mij
Blijf bij mij
als mijn gemis onhanteerbaar is
in mijn geketend bestaan
zonder hoop om te gaan geen leven.
Ga een weg met mij
Ga een weg met mij
Blijf bij mij
licht de last van mijn hart
weest mijn levenslicht
blijf, blijf bij mij

Gedachtenisviering
Gedachtenisviering

Vervolg lezing Psalm 77 (Huub Oosterhuis) door Rineke van Ginkel.

In denk aan vroeger, dagen van ooit,
dwalend door mijn geheugen.

Ik zong in de nacht, ik was
alleen met mezelf en met jou.

Ik graaf in mijn ziel, en weet niet-
ben je nog die van toen?

Ben je een ander geworden,
die geen genade meer kent?

Maar ik weet nog je woorden,
wonderen in mijn oren

de stem die mij stuurde ten goede –
ik hoor je nog, diep in mijn hart.

Gij baant een weg waar geen weg is.
Gij zoekt de afgrond der zeeën.

Maar ook: de afgrond zoekt U
het water ziet U en golft hoog op.

Hemelwater valt U te voet
wolken omstuwen uw schouders.

Gij trekt een weg door de zee.
Gij wilt wat niet kan en weet:

het kan: Gij loopt over water
en neemt aan uw hand ons mee.

Lied 3: ‘De Gestorvene’ door Trijntje Oosterhuis 
Tekst door Ida Gerhardt 

Zeven maal om
de te aarde gaan,
als het zou moeten op
handen en voeten;
zevenmaal om die éne te groeten
die daar lachend
te wachten zou staan.
Zeven maal om
de aarde te gaan.

Zeven maal over de zeeën te gaan,
schraal in de kleren,
wat zou het me deren,
kon uit de dood ik die éne doen keren.
Zeven maal over de zeeën te gaan –
zeven maal,
om met zijn tweeën te staan.

kon uit de dood ik die éne doen keren.
Zeven maal over de zeeën te gaan –
zeven maal,
om met zijn tweeën te staan.

Gedachtenisviering
Gedachtenisviering

Korte overweging door René de Reuver

Klacht

Aangrijpend, de woorden die zonet klonken. Uit een kindermond. ‘Hemel, hoor je mij? Ooit was daar iemand.  Besta je nog, God? Ben je nog die van toen of ben je een ander geworden, die geen genade meer kent?’

De klacht gaat mij - en misschien ook u wel - door merg en been.

De dichter van het lied waaruit ze komen, Psalm 77, maakt van zijn hart geen moordkuil. Hij klaagt zijn nood.

En met goedkope troost laat hij zich niet afschepen. ‘Mijn ziel weigert zich te laten troosten’, zo staat er letterlijk in de psalm.

Buiten / binnen de kerk

Eerste verzen van de psalm klonken zonet buiten deze ruimte, buiten de kerk. Vanuit de rauwe werkelijkheid van het leven van alledag. Misschien wel bij het graf van een geliefde. Misschien vertolken ze wel de woorden die bij jou opkwamen bij het afscheid, of bij het graf van jouw/ uw geliefde?

God, bent U ons vergeten? Laat u ons aan ons lot over? En had - heb!-  je net zomin als de dichter van psalm 77 behoefte aan goedkope troost. 

Goed dat je meegekomen bent van buiten deze kerk naar binnen. Je hoeft daarvoor je klacht, verdriet, gevoel van leegte niet buiten te laten. Juist niet! De kerk sluit het leven niet buiten, maar brengt het voor God! Kerkgebouw:  de ruimte om te treuren, te bidden, te zingen, stil te worden, troost te vinden...

Juist hier binnen klinken de namen van de mensen die ons ontvallen.

Zoals die van Joe zijn moeder. 16 jaar, zonder moeder. Juist hier, in dit huis van God, krijgen zijn woorden extra lading: ‘Mam ik hoop dat het beter is daar, want hier is het zwaar’...

Een lied

Te midden van al die namen klinken de woorden van Psalm 77. De dichter heeft zich niet opgesloten in zijn verdriet, maar heeft er een lied van gemaakt. Uitlaatklep voor zijn verdriet, om te delen en te zingen, samen met anderen.

Verdriet, leegte, nood zijn te overrompelend om voor jezelf te houden. Dat moet je delen met anderen. Hoe kan dat beter dan in een lied? Met liedregels die je raken, die resoneren in je hart. Tranen los maken en stem geven aan je diepste emoties. Verbinden met anderen.

Psalm 77 is een roep om gehoor. Om nabijheid van anderen, van God. Want alleen concrete nabijheid troost.

Kinderslaapkamer

Ik moet hierbij denken aan het herkenbare verhaal van een jongen als Joe, maar dan nog wat jonger. Slapen in onbekende kamer. Donker. Moeder: ‘ik ben beneden; vergeet je niet; kom straks nog een kus geven…’

Moeder blijft lang weg - jongetje bang - roept om zijn moeder - vergeten?

Moeder lijkt hem niet te horen. Schreeuwen zin? Moeder moet zelf komen!

God komt

Troost: moeder die zelf komt, concrete nabijheid. Alleen dat troost.  Worsteling van de dichter van die psalm. Alleen concrete nabijheid van anderen, van God troost. Zonder dat: ten onder.

Herkenbare worsteling: Alleen red ik het niet Alleen concrete nabijheid troost.

Wie verlangt niet naar deze nabijheid?

Al roepend, biddend, zingend kun je het soms zomaar ervaren: ik ben niet alleen. Er is er Eén die mij kent. Die - zo zingt de dichter van de psalm: een weg baant door de zee - daar waar ik het op mijn eentje niet redt.  Die mij juist daar voorgaat, de toekomst tegemoet, ‘het duister voorbij’ (Lied 263, slot).

Gedachtenisviering
Gedachtenisviering

Lied 4: ‘Wees Jij mijn toevlucht’ door Leoni Jansen 

Wees jij mijn toevlucht de komende nacht,
de morgen die ik ondanks alles verwacht.
Hoe vat ik de slaap zonder jou aan mijn zij,
wie troost dat wanhopige wezen in mij.

Wees jij mijn wijsheid, de rust in mijn hart,
bevrijding van wat mij ontstelt en verwart,
die hoop die mij grond geeft als alles verdwijnt,
het duister me aangrijpt, de zon niet meer schijnt.

Jij zelf moet mee gaan, je lichtend gelaat,
een gids die mij voorgaat en nooit meer verlaat.
De dag loopt ten einde, de nacht is nabij,
wees jij nu mijn toekomst, het duister voorbij.
Wees jij nu mijn toekomst, het duister voorbij.

Gedicht: 'Grafschrift' van Merrit Malloy, vertaling van Hanne Bikker. 
Voorgelezen door Rineke van Ginkel

Wanneer ik sterf
geef wat van mij rest dan weg
aan kinderen
aan oude mannen wachtend op de dood.

En als je moet huilen,
huil dan voor je broer
die naast je loopt, in alle straten.
En als je me nodig hebt,
Omarm
wie dan ook
en geef hen
wat je mij moest geven.

Verlaat je op iets,
iets, beter
dan woorden
of geluid.

Zoek me
in de mensen die ik kende
of liefhad,
en als je mij niet kunt weggeven,
laat me voortleven in je ogen
niet in gedachten.

Je kunt het best van me houden
door handen aan handen
te laten raken
lijf aan lijf,
en door
kinderen die vrij willen zijn
te laten gaan.

Liefde sterft niet,
mensen wel.
Dus, als wat van mij rest
liefde is,
geef me weg.

Lied 5: ‘God zal met je meegaan’ door kwartet – koor – vleugel.

God zal met je meegaan
als licht in je ogen en lamp voor je voet,
als hand op je hoofd en arm om je schouder,
als baken bij ontij en verte die wenkt,
als groet op je lippen en hoop in je hart,
als stem die je uitdaagt en woord dat je voorgaat.

God zal met je meegaan
als licht in je ogen en lamp voor je voet,
als hand op je hoofd en arm om je schouder,
als baken bij ontij en verte die wenkt,
als groet op je lippen en hoop in je hart,
als stem die je uitdaagt en woord dat je voorgaat.