Thomas a Kempis († 1471) was een priester bij de reguliere kanunniken van de Sint-Agnietenberg bij Zwolle. Hij maakte deel uit van de Moderne Devotie, de kerkelijke vernieuwingsbeweging die grote invloed heeft gehad op het geestelijk klimaat in Europa. Thomas is de auteur van De Navolging van Christus, een van de beroemdste werken uit de geschiedenis van de christelijke spiritualiteit.

LEVEN
Deventer en Zwolle
Thomas a Kempis is de Latijnse naam van Thomas van Kempen. Hij werd omstreeks 1380 geboren als zoon van de smid Jan Haemerken en diens vrouw Gertrude in Kempen, nabij Krefeld. In 1395 werd Thomas naar de school in Deventer gestuurd die geleid werd door de Broeders des Gemenen Levens. Een van zijn leermeesters was Florens Radewijnsz., een geestverwant van Geert Grote. Thomas werd een vaardig kopiist en kon zich daarmee onderhouden. Later trad Thomas toe tot de reguliere kanunniken in de in 1398 gestichte priorij van de Sint-Agnietenberg bij Zwolle, waar zijn 25 jaar oudere broer Johannes prior was geworden.

Windesheim
De overgang van het convict in Deventer naar het klooster op de Agnietenberg kan voor Thomas niet groot geweest zijn. Een aantal broeders des gemenen levens had reeds in 1385 gehoor gegeven aan de door Thomas aan Geert Grote toegeschreven wens om kloostergemeenschappen te vormen, die als stabiele religieuze kernen de continuïteit van de Moderne Devotie zouden moeten waarborgen. In dat jaar werd het eerste klooster te Windesheim bij Zwolle gesticht, en het convent, dat volgens de Regel van Augustinus het religieuze leven zou gaan inrichten, werd het moederklooster van een expansief groeiende kloosterfamilie, de congregatie van Windesheim.

Priester
Pas in 1407 deed Thomas zijn plechtige professie. Het zou daarna nog zes jaar duren vooraleer hij tussen 26 juli 1413 en 24 juli 1414, rond zijn vierendertigste levensjaar, tot priester werd gewijd. Gezien de levensverwachting van de middeleeuwer was hij zonder meer een late wijdeling.

Rustig leven
Thomas a Kempis behoorde tot de school van mystici die verspreid waren langs de Rijn: van Zwitserland tot Straatsburg, Keulen en in de Nederlanden. Hij leidde een rustig leven, afgezien van de opschudding rond de weigering van de paus om Rudolf van Diepholt te erkennen, die tot bisschop te Utrecht was verkozen. Hij verdeelde zijn tijd tussen devotieoefeningen, schrijven en kopiëren. Het schijnt dat de uitdrukking "met een boekje in een hoekje" van hem afkomstig is.

Subprior en novicenmeester
Het leven van Thomas a Kempis had zich zonder opzienbarende feiten voor de buitenwereld voltrokken, toen hem in het jaar 1424 voor het eerst verantwoordelijkheden werden toevertrouwd. In dat jaar, waarin hij voor middeleeuwse begrippen de hoge leeftijd van 44 of 45 jaar bereikte, kozen zijn medebroeders van de kloostergemeenschap op de Sint-Agnietenberg bij Zwolle hem tot subprior; tegelijkertijd werd hem door de prior verzocht om deze functie met het ambt van novicemeester te combineren. Thomas nam de beide taken in oprechte bescheidenheid aan, zonder zich door het in hem gestelde vertrouwen gestreeld te weten.

Overlijden
Thomas maakt in de door hem begonnen kloosterkroniek, de Chronicon Montis Sanctae Agnetis, nauwelijks gewag van de activiteiten in zijn nieuwe functies. Van zwemen van zelfgenoegzaamheid lijkt hij zijn hele leven verschoond te zijn gebleven. Vooral de vorming van zijn jongere medebroeders heeft Thomas zich tot aan zijn dood in 1471 − hij stierf op 91-jarige leeftijd − ter harte genomen.

Gebeente
Het stoffelijk overschot van Thomas bevond zich tot 2006 in een schrijn in de Sint-Michaëlskerk in Zwolle, die in dat jaar aan de eredienst werd onttrokken. Op het hoogfeest van Pinksteren in 2006 werd het gebeente overgebracht naar de basiliek van Onze Lieve Vrouwe Tenhemelopneming in Zwolle. De schrijn, vervaardigd in 1674, is een blauw geverfde kist met op de voorkant drie engelenkoppen en bloemversiering rond een banderol met het opschrift Reliquiae Pii Thomae a Kempis (‘de relieken van de vrome Thomas van Kempen’).

WERKEN

Vertrouwdheid met Jezus
De meeste van Thomas' traktaten over de ascetische levensstructurering en het innerlijk gebed zijn ontstaan vanuit zijn oprechte bekommernis om de novicen tot authentieke religieuze persoonlijkheden te vormen, wier levensbesef en inzichten veranderden vanuit een intense en als persoonlijk ervaren verbondenheid met Christus. Voor Thomas zelf moet zijn bevochten vertrouwdheid met Jezus in elk geval verlichting van zichzelf en troost in het door hem als zorgelijk en zwaar ervaren bestaan gebracht hebben.

Rapiaria
Het was een goede gewoonte in de kringen van de moderne devoten om rapiaria samen te stellen. Een rapiarium is een verzameling van klassieke spreuken, citaten uit de Heilige Schrift, werken van Kerkvaders, gevleugelde woorden en eigen overwegingen. Deze verzamelingen werden ten behoeve van de geestelijke lezing en de eigen innerlijke groei bijeengebracht, herlezen, overdacht, doorleefd.

De Imitatione Christi
Thomas' visie op de wijze van voortgang in het geestelijk leven begon Thomas te ontwikkelen in een reeks traktaatjes. Bij de samenstelling van zijn, ogenschijnlijk slechts spreukachtige, werken moeten de aantekeningen uit de rapiaria goed van pas zijn gekomen. Niet alleen de diepzinnige gedachten van anderen, maar ook zijn eigen aan het perkament toevertrouwde ervaringen van twijfel en vreugde bij het zoeken naar God kunnen als uitgangspunt gediend hebben bij het concipiëren van zijn visie op de religieuze persoonlijkheid die in deze eerste werken van de novicenmeester doorklinkt. Door een gedateerde codex, afkomstig van een Nijmeegs koorherenklooster en thans bewaard in de Koninklijke Bibliotheek te Brussel onder signatuur 22084, wordt duidelijk dat de vier traktaten, die onder de verzamelnaam De Imitatione Christi('Over de navolging van Christus') wereldvermaardheid zouden verwerven, uiterlijk in 1427 reeds voltooid moeten zijn geweest.

Onvervuld verlangen
Uit het traktaat De interna consolatione ('Over de innerlijke vertroosting'), het derde boek van de Imitatio, blijkt dat de kalmte, die het uiterlijke leven van de jonge Thomas kenmerkte, omgekeerd evenredig moet zijn geweest aan zijn beeld van de ideale Christusvriend, die verteerd wordt door die innerlijke, verzengende ervaring van liefde voor en wil tot eenheid met zijn Heer. Uit de dialogen tussen Christus en de ziel valt op te maken, dat Thomas reeds in zijn jonge jaren de religieuze persoonlijkheid opvat als iemand, die idealiter vervuld is van een verlangen naar Degene, Die hij bij leven nooit volledig zou kunnen vatten. De intiem aandoende samenspraken, die de literaire vorm van De interna consolatione bepalen, laten er geen misverstand over bestaan dat Thomas dit onvervuld verlangen als uiterst pijnlijk beschouwt.

Vruchtbaar kopiist en geestelijk schrijver
De spanning tussen het intense Godsverlangen en de, uit het niet-zien en niet-weten voortkomende gevoelens van twijfel, onzekerheid en onwaardigheid, zou een constante blijven bij zijn beeldvorming van de religieuze constitutie van de mens tijdens de 71 jaren waarin hij in de Agnietenbergse ordening van tijd en ruimte zijn leven gestructureerd wist. Thomas ontplooide zichzelf niettemin tot zijn dood in 1471 als een vruchtbaar kopiist en geestelijk schrijver. Hij kopieerde vanaf 1427 maar liefst vier maal de Bijbel, alsmede een missaal, "pro domo et pro pretio" ("voor het eigen huis en voor geld"). Bovendien ontwikkelde hij zich als een geestelijk schrijver die, verschillende genres wist te hanteren, afhankelijk van het doel dat hij wilde bereiken, of de dimensie en de mens die hij wilde aanspreken.

Brieven en traktaten
Zijn kwaliteiten als briefschrijver blijken uit zijn Epistolae. Traktaten als De paupertate, humilitate et patientia getuigen van zijn praktisch-ascetische en doelgerichte inslag, terwijl zijn kunde om de jonge medebroeder niet onverschillig te doen blijven ten opzichte van het leven en vooral het lijden van Jezus zo pregnant tot uitdrukking komt in zijn meer dogmatisch-ascetische Meditatio de incarnatione Christi, en zijn Sermones de vita et passione Domini, scilicet ab Adventu Domini. Zijn werken zouden naar inhoud en doorwerking als uitstekend beoordeeld worden. Juist in zijn Hortulus rosarum en Vallis liliorum wordt duidelijk dat Thomas niet alleen in de Imitatio het innerlijk gemoed van de ware Godsvriend bepaald ziet door een fundamenteel gevoel van onzekerheid en verwezing, voortvloeiend uit zijn intense maar onvervulde Godsverlangen.

Dit lemma is ontleend aan een tekst van prof. dr. Paul van Geest, die deze voor bewerking ter beschikking heeft gesteld aan RKK.