Nu de reislustige Derk Bolt door de coronacrisis niet meer voor Spoorloos over de grens kan, blikt hij terug op bijzondere verhalen. Zo gaat hij in 2015 op pad in Brazilië, om te zoeken naar de vader van Jacira.

Rio

Thuis, bij het in kaart brengen van een zoektocht, bekijk ik waar het een en ander zich ongeveer afspeelt. Niet dat het van doorslaggevend belang is, maar bij de ene bestemming stel je je nu eenmaal wat meer voor dan bij andere. In Brazilië, een reusachtig land, zijn er veel mogelijkheden. Het groene, regenachtige boerenland in het zuiden, de grote grauwe stad São Paulo, het rivierenlandschap van de Amazone, de verzengende droogte in het Noordwesten. Een van de meest fotogenieke bestemmingen van het land heb ik nog niet eerder in een zoektocht kunnen verwerken, maar dat is dit keer wél het geval: we beginnen namelijk in Rio de Janeiro. Hier zullen we informatie verzamelen voor de zoektocht naar Otaviano Da Silva Castro, Jacira’s vader.

Open riool

Twee dagen zijn we in de stad waar een jaar later de Olympische Spelen gehouden zouden worden. Je merkt nog helemaal niets van dat snel naderende sportevenement. Net als bij het WK voetbal zal alles op het laatste moment gebeuren. We rijden een paar keer langs de baai van Botafogo. Op het eerste gezicht een tropisch paradijsje, maar bij de Carioca’s, inwoners van Rio, beter bekend als open riool. Na Rio vliegen we richting Salvador, de hoofdstad van de provincie Bahia. Ook niet mis hoor, die stad. Helaas is het weer niet geweldig, maar tussen de regenbuien door wordt goed duidelijk waarom Salvador op de Werelderfgoedlijst van Unesco staat. Kleurig en koloniaal, je kijkt er je ogen uit, ook vanonder de paraplu. In het provinciehuis kunnen we een aantal aanknopingspunten verifiëren. Het wordt al snel duidelijk dat we verder het binnenland in moeten.

De gouden tip

De volgende dag gaan we op weg naar Alagoinhas, honderdvijftig kilometer naar het westen. In vergelijking met de prachtsteden Rio en Bahia is dat maar een duf provinciestadje. Maar het heeft ook z’n charme. Dat kleine maakt het makkelijker om rond te vragen bij buurtbewoners. Uiteindelijk komen we terecht bij een man die z’n hele leven in de buurt woonde en werkte, de garagehouder Paturi. De 75-jarige man vertelt over zijn vriend Otaviano. Goeie vent, een echte levensgenieter. Liefhebber van vrouwen en feesten. Bovendien een goede danser. Met z’n eerste vrouw heeft-ie zeker negen kinderen. Maar het zal Paturi niet verbazen als hij er meer heeft. Helaas weet de man niet waar zijn goede oude vriend nu woont. In de buurt, denkt hij, want iets meer dan een halfjaar geleden zag hij hem nog. Paturi heeft wel een tip. Jacira’s vader werkte bij een grote wegenbouwer. Hij was machinist op zo’n enorme asfaltmachine. Natuurlijk is Otaviano nu gepensioneerd, maar waarschijnlijk heeft zijn oude werkgever nog wel een adres van hem. Inderdaad. Het zou gaan om een kleine boerengemeenschap, een zogenaamde Fazenda, met de mooie naam Piedade, wat ‘erbarmen’ betekent.

Van Carmelita door naar Maria

We rijden een kilometer of vijftig naar het noorden en komen terecht op een plekje tussen de weilanden. Bij de laatste boerderij spreken we een man aan die op z’n dooie gemak een boterham staat te kauwen. Ja, Otaviano, dat zegt hem wel iets. Nee, zelf is hij het niet. De man wil precies weten waarom we aan het zoeken zijn. Ondertussen knaagt hij rustig door. Wanneer hem alles duidelijk is, begint hij te lachen. Otaviano, natuurlijk, hij weet wie we moeten hebben, maar we zullen hem hier niet vinden. De man met de boterham blijkt getrouwd met de ex van Otaviano. Ene Carmelita. Ze is niet thuis, maar we krijgen telefonisch contact en Carmelita bevestigt dat Otaviano de man is die we zoeken. De naam Jacira kent ze goed. Zij heeft bij haar en Otaviano in huis gewoond. Gelukkig weet Carmelita wel waar haar ex woont. Ze is er een paar maanden geleden zelfs nog geweest. Op zijn 80ste verjaardag. Een precieze straatnaam heeft ze niet, maar ze kan ons eenvoudig uitleggen waar we het huis van Otaviano kunnen vinden. In het dorpje Coraçao de Maria, het ‘hart van Maria’. Nog zeker tachtig kilometer doorrijden.

Verontschuldigend lachje

We nemen afscheid van de man met de boterham. Hij lacht nog maar eens. Otaviano, dat is me er eentje, hoor. Een echte Mulherengo, een rokkenjager. Ik kan niet goed beoordelen of de man dit nu afkeurend bedoelt of dat er juist lichte jaloezie uit spreekt. Een uurtje later zijn we in Coraçao de Maria. Met de routebeschrijving van Carmelita is het juiste huisje zo gevonden. Wanneer we het erf oplopen en de naam Otaviano roepen, komt er luid en duidelijk een bevestigend antwoord. In blote bast en almaar lachend ontvangt Jacira’s vader ons. Hij bevestigt dat hij de man is die we zoeken. Even later, in schoon shirt, vertelt hij voor de camera zijn verhaal. Jacira wil hij dolgraag terugzien. Hij heeft zijn hele leven aan haar gedacht. En dat verhaal over die rokkenjagerij? Nou, dat kan wel kloppen. Otaviano meldt dat hij zeker 27 legitieme kinderen heeft. Ik val achterover, de oude man glimlacht. En ik kan niet goed zien of het nou een verontschuldigend lachje uit schaamte is, of een brede smile vol trots. Otaviano was me er eentje en is misschien wel niks veranderd. Op hoge leeftijd nog altijd diezelfde Mulherengo.