7 juni 2020

Hoogfeest van de Heilige Drie-eenheid (a)

VERKONDIGING



H. Nicolaaskerk, Baarn

door pastoor Joachim Skiba



Exodus 34, 4b-6.8-9

2 Korintiërs 13, 11-13

Johannes 3, 16-18



Dierbare zusters en broeders in Christus,



U ziet de lege kerkbanken. Wij durven nog niet te beginnen.

Neen, niet alleen vanwege besmettingsgevaar. Maar wie zou je vandaag via de televisie willen zien? Deze vraag richt ik vooral aan de parochianen van de Nicolaaskerk in Baarn. Een klein clubje uitgenodigden? Of: wie eerst komt, eerst maalt? Welke criteria je deze dagen ook zou toepassen, je krijgt kritiek! Maar misschien ook niet. Misschien zijn alle parochianen al zo van Gods liefde doordrongen, dat ze hun eigen plek aan de ander zouden afstaan. Ze zouden vervolgens zonder enige rancune én zonder met hun vrijgevigheid te pronken als laatste lichting willen komen. Volgende maand dus.



Zo’n houding zou in deze coronatijd mijns inziens een teken van liefde zijn tot God en de naaste. Als we vandaag stilstaan bij het grote geheim van God, die wij als de Drie-eenheid belijden en aanbidden, dienen we te beseffen dat het ten diepste om die liefde gaat. De leerlingen van Jezus hadden er drie eeuwen voor nodig om die treffende term – Drie-eenheid - te bedenken, terwijl ze vanaf het begin in God de Vader, God de Zoon en God de Geest geloofd hebben als één God van Liefde.

De mooiste samenvatting van dit geloof lezen we waarschijnlijk bij de apostel Johannes: ‘wij moeten elkaar liefhebben want God is liefde.



Het uitgangspunt is dus overduidelijk, maar hoe moet je die liefde in praktijk brengen? Dat blijft steeds weer een uitdaging.

Heilige Paulus spoort ons aan - in de 2e lezing - om ‘elkaar te groeten met de heilige kus’. Nou ja, dat moet je in deze tijd juist niet doen. In onze tijd is het teken van liefde om de voorgeschreven afstand te bewaren. Met een beetje fantasie kun je de heilige kus misschien beter (…) zo of zo (vanuit het hart…) uitdrukken.



Je zou eigenlijk voor elk gevaar of bedreiging of ramp in de wereld zoiets moeten gaan bedenken dat de liefde tot God en tot de mensen altijd zichtbaar blijft.



Maar waarom zouden wij dat moeten doen? Christenen geloven toch in een liefdevolle God, de Almachtige Vader, zo bidden wij. Zou Hij daarom niet iets moeten doen, als Hij zo groot en liefdevol is – zoals men zegt. Zou Hij niet allereerst een betere wereld moeten scheppen?



De ontwikkelde, zelfbewuste mens, vooral in de rijke landen, schuift graag de narigheid van onze wereld in Gods schoenen: zou God zijn best hebben gedaan dan zijn we in een keer van al die wereldse ellende af.

En, als God dat niet doet, dan kan Hij niet liefdevol zijn of zelfs niet bestaan; anders zou Hij zich er zeker mee bemoeien.



Maar als wij God zo vaak kritisch benaderen, kunnen we vandaag – bij Zijn eigen feest - ook een beetje kritisch naar onszelf kijken.

Is God degene die de menselijke opdrachten dient uit te voeren en niet andersom?

Misschien ligt die ellende niet aan Hem. Mogelijk heeft ie ook werelden geschapen waar Zijn schepsels zonder aarzeling Zijn liefde beantwoorden. Misschien is dat een onnozel idee, maar het eerste artikel van het Credo van Nicea-Constantinopel bevrucht altijd mijn verbeelding.

We zullen bidden:

Ik geloof in één God, de Almachtige Vader,

Schepper van hemel en aarde.

van al wat zichtbaar en onzichtbaar is.



Mogelijk bestaat er dus meer! Waarom zou de onzichtbare creatie van God zich moeten beperken tot de engelenwereld. Misschien bestaan er zelfs meerdere universa. Dingen die onze verbeelding te niet doen.

De bovenste overpeinzing wil slechts aangeven hoe groot de Almachtige is, want een meer theologisch gefundeerde oplossing voor onze problemen met God, vanwege nog zo veel narigheid in onze wereld, is, dat Zijn Schepping nog niet voltooid is.



Om die voltooiing weer in goede banen te leiden, zond hij Zijn eniggeboren Zoon naar de wereld, want zijn voornaamste helper hier op aarde - de mens - koos behoorlijk voor zichzelf.

Gods Zoon kwam om die mens te helpen zijn oorspronkelijke roeping steeds weer te hervinden, zodat hij niet gedwongen, maar in vrijheid de houding van de liefde zou verkiezen. Op deze wijze zal hij een beeld van God blijven, God die liefde is - altijd - en daarom ook deze onvolmaakte wereld zo liefheeft.

Mogen wij daarom allen - gesterkt door deze ontmoeting met Zijn eniggeboren Zoon en door de H. Geest - Gods goede, liefdevolle medewerkers zijn.