25-06-2019

Voor mensen die naamloos, kwetsbaar en weerloos door het leven gaan; ontwaakt hier nieuw leven: wordt kracht gegeven: wij krijgen een naam.

COLUMN - LEO FIJEN

Het is lied 644 uit de bundel Gezangen voor Liturgie. Met woorden en regels die ik honderden keren met heel mijn hart gezongen heb. En nooit heb ik me gerealiseerd dat deze woorden uit de pen van Henk Jongerius komen. Al sinds jaar en dag dominicaan in Huissen, prior van de communiteit in een markant klooster dat 25.000 gasten per jaar ontvangt.

Ik ben er te gast voor de kloosterserie die deze zomer herhaald wordt in de dinsdagmiddag van NPO2, na het Journaal van 16.00 uur. Het is de eerste abdij die ik bezoek in een reeks van dertien uitzendingen. En telkens ga ik naar plekken waar ik niet eerder heb overnacht. 

Voor het pittoreske Huissen kies ik mede vanwege de dominicanes Holkje van der Veer die een mooi boek heeft geschreven over haar verlangen om met een soms haperend lichaam toch voluit te leven en te bidden. Ze heeft in het bestaan geleerd dat ze kwetsbaar mag zijn omdat ze juist dan gedragen wordt door anderen. Daarover vertelt ze op de pont van Huissen. Die wordt gestuurd en in evenwicht gehouden door drie kleine boten. Zoals die boten de pont dragen, zo werd zij gedragen door dierbaren toen haar een levensbedreigende operatie wachtte. Ze overleefde de ingreep en plukt sindsdien de dag in al haar kwetsbaarheid. 

Over die kwetsbaarheid gaat ook de poëzie van Henk Jongerius. Hij vertelt in de kloosterserie over het ontstaan van die verzen. Toen hij bang was voor alles in het bestaan en op adem kwam bij zijn broer, schreef hij deze prachtige regels. Op het dieptepunt van zijn leven dichtte hij deze tijdloze woorden. In zijn grootste kwetsbaarheid maakte hij een klassieke tekst die iedere katholiek wel eens gezongen heeft. 

Ik vraag hem of hij het lied wil zingen in de bibliotheek van het klooster. Als hij zijn eigen woorden gezongen heeft, zegt hij: ‘Het is al heel wat als een mens gewoon mens mag zijn en in al zijn kwetsbaarheid zichzelf mag zijn, zonder angst’.