Op vrijdag 16 oktober is in het Concertgebouw een gedenkteken onthuld waarmee Concertgebouw en Concertgebouworkest gezamenlijk zeventien Joodse orkestleden gedenken. Zij werden in de Tweede Wereldoorlog ontslagen, drie van hen overleefden de holocaust niet.

Het gedenkteken werd publiek gemaakt in het KRO-NCRV programma 'De Ochtend van 4’ op NPO Radio 4, dat deze week een ‘audiomonument’ lanceerde, een podcast ter herdenking van componist Marius Flothuis, die jarenlang bij het Concertgebouw werkte, maar in de oorlog ook werd ontslagen.

Ik hoop dat de plaquette een vorm van eerherstel is.

Simon Reinink

Simon Reinink, directeur van het Concertgebouw: “Het Concertgebouw was bepaald geen baken van verzet, absoluut niet. Een smet op onze geschiedenis en dat zullen we moeten blijven dragen. Ik hoop dat de plaquette een vorm van eerherstel is. Het is essentieel dat Concertgebouw en Concertgebouworkest hiermee - weliswaar heel erg laat - laten zien: dit had nooit mogen gebeuren. En wij betreuren dat zeer en we gedenken hen die door deze maatregelen werden getroffen op een heel prominent punt in het Concertgebouw”.    

Toen het Concertgebouw in april 1941 van de Duitse bezetter de opdracht kreeg alle Joodse orkestleden te ontslaan, betrof dat zestien leden: twaalf strijkers, drie blazers en een harpiste. Zij speelden voor het laatst mee tijdens een concert op 8 juni 1941, de achtste en negende symfonie van Beethoven, onder leiding van dirigent Eduard van Beinum. Toen later bleek dat de Hongaarse concertmeester Zoltan Szekely ook Joods was, werd ook hij ontslagen.

In april 1942 meldde het Concertgebouw alle niet-Joodse orkestleden aan bij de Kultuurkamer, een verplichting van de bezetter om te mogen blijven spelen. Componist Marius Flothuis, toenmalig assistent-artistiek leider en getrouwd met een half-Joodse vrouw, weigerde die aanmelding, werd ontslagen en ging in het verzet.

De Joodse orkestleden kwamen op voorspraak van bestuursleden van het Concertgebouw terecht in het relatief veilige kamp Barneveld. Toch werd een groot aantal van hen later alsnog gedeporteerd naar onder meer Theresiënstadt, Auschwitz en Sobibor. Marius Flothuis werd na verraad opgesloten in de kampen Vught en Sachsenhausen.

Drie orkestleden kwamen na de oorlog niet terug: contrabassist Samuel Gompertz en altviolist Jacques Muller werden in 1942 vermoord in Auschwitz; in mei 1943 stierf violist Simon Fürth in Sobibor. Marius Flothuis overleefde de concentratiekampen en keerde kort na de bevrijding verzwakt terug in Amsterdam. Na de oorlog hervatten de meesten van de veertien Joodse orkestleden hun werk bij het Concertgebouworkest. Ook Marius Flothuis trad in 1953 opnieuw in dienst en was bijna twintig jaar artistiek leider van het orkest.

Het audiomonument voor Marius Flothuis is hier te beluisteren en werd gemaakt door Margriet Vroomans en Benjamin de Bruijn. De podcast is onderdeel van het 75-Jaar Bevrijdingsproject van KRO-NCRV NPO Radio 4; Margriet Vroomans maakte een audioportret van zeventien in WOII vervolgde Nederlandse musici. 

Het herinneringsteken voor de Joodse musici bevindt zich in het Concertgebouw op de eerste verdieping bij de Grote Zaal – achter het orgel en tegenover de grote portretbuste van Gustav Mahler. Het is ontworpen door Evelyne Merckx en René Knip en gebaseerd op research door Nico Steffen.

De zeventien Joodse orkestleden die genoemd staan op het gedenkteken zijn:

  • Zoltan Szekely (concertmeester)
  • Léon Rudelsheim (1e viool)
  • Joël Hekster (1e viool)
  • Ben Meyer (1e viool)
  • Samuel Tromp (2e viool)
  • Salomon Snijder (2e viool)
  • Louis Pens (2e viool)
  • Simon Fürth (2e viool)
  • Jacques Koen (2e viool)
  • Siegfried de Boer (2e viool)
  • Jacques Muller (altviool)
  • Samuel Brill (cello, aanvoerder)
  • Samuel Gompertz (contrabass)
  • Louis Salomons (fagot)
  • Joseph Sloghem (trompet)
  • Emanuel Haagman (trombone)
  • Rosa Spier (harp, aanvoerder)