Buenos Aires, 1 maart 2023 – In een nieuw Spaanstalig boek, getiteld El Pastor (‘De Herder’), geschreven door de Argentijnse journalist Sergio Rubín en zijn Italiaanse collega Francesca Ambrogetti, bevat een interview met paus Franciscus bij gelegenheid van het tweede lustrum van diens pontificaat. Daarin zegt de pontifex dat het niet waar is dat hij Argentinië niet wil bezoeken en dat hij nog steeds wenst een apostolische reis naar zijn geboorteland te maken.

Rubín en Ambrogetti publiceerden in 2010 het boek El Jesuito (‘De jezuïet’), dat bestaat uit een omvangrijk interview met kardinaal Jorge Bergoglio S.J., de toenmalige aartsbisschop van Buenos Aires. Toen hij op 13 maart 2013 tot bisschop van Rome werd gekozen, werd deze publicatie een belangrijke bron van kennis over de persoon van de nieuwe paus.

El Pastor bevat antwoorden die de Heilige Vader heeft gegeven over de situatie in Argentinië, maar ook opmerkingen die hem in verband brengen met het peronisme (steun aan de partij of het beleid van Juan Perón, een voormalige president van Argentinië) en die hem bekritiseren voor vermeende toenadering tot politici, vakbondsleden en de zogenaamde piqueteros (stakers). Deze kwesties, aldus Rubín, plaatsen de paus “in het centrum van de controverses en als mikpunt van kritiek”.

Paus Franciscus als herder

In het boek gaat paus Franciscus ook in op corruptie in het Vaticaan, misbruik door leden van de kerk, de coronapandemie, de inval van Rusland in Oekraïne, zijn standpunt over kapitalisme en een mogelijk bezoek aan zijn vaderland.

Bijna alle landen van Latijns-Amerika heeft de huidige paus bezocht, behalve Argentinië, waar hij in 1936 als Jorge Bergoglio ter wereld kwam. Gevraagd naar zijn lang uitgestelde bezoek aan zijn geboorteland, verzekert Franciscus dat “de intentie om naar Argentinië te reizen er nog steeds is; het is niet eerlijk om te zeggen dat ik niet wil gaan.” Hij herinnert eraan dat hij “er in november 2017 dicht bij was”, met de bedoeling ook Uruguay en Chili te bezoeken. De reis ging echter niet door omdat er in Chili verkiezingen waren.

Een hoofdstuk van El Pastor is gewijd aan de vraag of paus Franciscus een aanhanger is van het peronisme. Deze politieke ideologie is lastig te definiëren. Het wordt soms aangemerkt als een vorm van corporatisme: een middenpositie tussen communisme en kapitalisme.

“Ik was nooit verbonden met de Peronistische Partij, ik was zelfs geen partijlid of aanhanger van het peronisme. Dat bevestigen is een leugen”, aldus Franciscus tegen Rubín en Ambrogetti. De paus erkent echter dat de aanwezigheid in de jaren zeventig van een peronistische groep aan de door de jezuïeten gerunde Salvador-universiteit, die het standpunt van de toekomstige paus over sociale rechtvaardigheid steunde, “ertoe heeft geleid dat men zegt dat ik een peronist ben”.

Vervolgens merkt Franciscus op dat sympathiseren met het peronisme op zich niet iets is wat bekritiseerd kan worden. “Wat is daar mis mee?” vraagt hij zich af.

Sommigen die Franciscus met het peronisme associëren, wijzen erop dat hij verschillende ambtenaren en figuren van die politieke strekking heeft ontmoet. “Ik ontving en ontvang iedereen. Maar soms zijn er mensen die uit zijn op politiek gewin, niet altijd met goede bedoelingen”, legt hij uit.

Een ander verwijt aan het adres van de Heilige Vader dat in Argentinië wordt herhaald, is dat hij het poorism zou bevorderen. Deze Engelse term, een samentrekking tussen poor (‘arm’) en tourism, staat voor staatsbeleid dat uitkeringen aan armen prefereert boven het streven naar een structurele uitroeiing van armoede. Hij ontkent ten stelligste dat hij poorist is, maar eerder het tegendeel: “Nergens in de Bijbel staat een gebod om armoede te produceren. Ja, de armen van geest zijn gezegend, zij die niet gehecht zijn aan rijkdom. Maar het is geenszins verkeerd om rijkdom te produceren voor het welzijn van allen. Ik zou meer zeggen: rijkdom produceren is een daad van rechtvaardigheid.”

Franciscus veroordeelt het kapitalisme niet, maar hij is ‘voor wat Johannes Paulus II beschreef als de sociale economie van de markt”, die drie segmenten omvat: “staat, kapitaal en arbeid”.