10-07-2020
Mijn gedachten gaan in het sterk gepolariseerde debat over racisme nog vaak terug naar de avond en de nacht van 7 op 8 februari. Ik lag toen bij te komen van een operatie voor een nieuwe heup. 

COLUMN - LEO FIJEN

Ik wist niet eens meer wie ik was. En ik kan me ook niet meer herinneren dat ik op de uitslaapkamer was geweest. Mijn vrouw zat aan de rand van het bed. Ik wilde niet dat ze weg ging. Zo slecht voelde ik me.

Ik zag als een berg op tegen de nacht. Totdat een ziekenbroeder zich meldde, de broeder voor de nacht. Mijn gordijn trok hij dicht, op deze kamer voor vier personen. En hij maakte me rustig en stil. Hij gaf me vrede op een moment dat ik daar naar hunkerde. Hij vertelde me dat ik bij de operatie anderhalve liter bloed had verloren en er gewoon slecht aan toe was. Hij maakte ook duidelijk dat mijn temperatuur daardoor niet in orde was. Toen begreep ik pas waarom ik uren het gevoel had dat ik niet meer in mijn eigen lichaam woonde. Hij stelde me gerust. 

Tegen middernacht kwam hij weer en vroeg me of hij wat voor mij kon doen. Ik schudde het hoofd van nee. Maar hij knikte ja en spoorde me aan wat te gaan eten. Twee boterhammen met jam maakte hij voor me klaar, een bakje yoghurt met limonade er door heen reikte hij me aan. Als een engel die vanuit het niets gezonden was. Ik knapte zienderogen op en voelde me in de vroege ochtend bijna weer de oude. Met dank aan deze ziekenbroeder die de tijd nam en me gerust stelde. 

Hij werd afgelost door een zuster die in zorg niet voor hem onderdeed. Want in de ochtend moest ik meteen leren lopen en zelf naar het toilet kunnen. Ik viel bijna flauw. Zij ving me op en gaf me een tweede kans. Toen lukte het om zelfstandig te lopen en mocht ik naar huis. Met dank aan deze twee verpleegkundigen die als engelen voor me waren. 

De een was moslim en van Turkse afkomst, de ander een christen uit Afrika. Engelen zijn van alle culturen, religies en continenten.