Het hoogfeest van Allerheiligen op 1 november is bedoeld om in één viering alle bekende en onbekende heiligen te eren.
Bekende en onbekende heiligen
Op 1 november vereert de Katholieke Kerk van het Westen in één viering alle bekende en onbekende heiligen, of ze nu heilig verklaard zijn of niet. Heiligen zijn alle personen die in het hiernamaals bij God zijn. Zij zijn “de bemiddelaars voor de biddende kerk op aarde, voorsprekers voor hun strijdende en lijdende broeders en zusters”, zoals in het Getijdengebed wordt gezegd. Volgens de katholieke en orthodoxe leer moeten de heiligen vereerd worden omdat zij als het ware een venster zijn op de heiligheid van God.
Pantheon
Aan het huidige Allerheiligenfeest liggen verschillende vieringen in de vroegmiddeleeuwse kerk ten grondslag. De bekendste was de jaarlijkse herdenking op 13 mei van de kerstening van het Pantheon in Rome. Deze oude heidense tempel 'van alle goden' (in het Grieks: pan theoon) werd op 13 mei 609 of 610 door paus Bonifatius IV toegewijd aan Maria en alle martelaren.
Alle Martelaren
Al in de eerste eeuwen van het christendom groeide de behoefte aan één dag waarop alle martelaren werden herdacht. Deze christenen die hun geloofsgetuigenis met de dood hadden moeten bekopen, werden jaarlijks op hun sterfdag vereerd. Toen het aantal martelaren zo groot werd dat soms op één dag meerdere martelaarsgedachtenissen werden gehouden en sommige martelaren zelfs onbekend bleven of in de vergetelheid dreigden te raken, ontstond het idee om in één viering de glorie van alle martelaren te vieren.
Oosten
Ook in de kerken van het Oosten was er al vroeg sprake van één liturgische dag voor alle martelaren. In de vierde eeuw bestond er in het patriarchaat van Antiochië een collectief martelaarsfeest. De oosterse kerkvaders Efrem de Syriër (306-373) maakt er in een preek melding van. Van Johannes Chrysostomus (349-407) weten we dat de Byzantijnse ritus het feest vierde op de zondag na Pinksteren. In de Chaldeeuwse kerk stond er al vóór 411 een gemeenschappelijke heiligengedachtenis op de liturgische kalender en wel op de vrijdag na Pasen.
1 november
In de Latijnse Kerk gaat de viering van 1 november terug op Gregorius III (731-741). Deze paus wijdde in de Vaticaanse Sint-Pietersbasiliek een kapel aan de eer van alle apostelen en alle heiligen, martelaren en belijders. Hij stelde het daarbijbehorende feest op 1 november, mogelijk onder invloed van de Kerk van Ierland. Keltische kerkleiders zouden erop hebben aangedrongen dat een voornaam christelijk heiligenfeest het op 1 november gevierde heidense oogstfeest Samhain kon verdringen.
Gregorius IV
Gregorius IV (827-844) breidde het collectieve heiligenfeest op 1 november uit naar alle Latijnse bisdommen buiten Rome. Daardoor raakte het gemeenschappelijke martelaarsfeest van 13 mei na een zekere tijd in onbruik.
Octaaf
Allerheiligen kreeg in de 15e eeuw binnen het liturgische feestenstelsel een hogere rang. Paus Sixtus IV (1471-1484) verleende Allerheiligen namelijk een octaaf, dat wil zeggen dat het feest met acht dagen werd verlengd. Op de huidige Romeinse kalender is dit octaaf komen te vervallen.
Halloween
In de Middeleeuwen was men in de Angelsakisische gebieden naar oud heidens gebruik gewend geraakt zich rond Allerheiligen in verbinding met de doden te stellen. De Allerheiligen-festiviteiten, die al op de avond van 31 oktober plaatshadden, werden soms gekenmerkt door macabere dodenrituelen. Halloween (All Hallows Eve, vooravond van Allerheiligen) zou daaruit voortgekomen zijn.
Samhain
Vaak wordt gedacht dat Halloween teruggaat op Samhain, het door de Ierse kerkleiders verafschuwde Keltische feest van 1 november. De Kelten geloofden dat dan de geestenwereld zich opende. De zielen van de doden kregen in de nacht van 31 oktober op 1 november van de goden toestemming naar de aarde terug te keren; zowel de goede als de kwade geesten. Om hun angst tegen te gaan, troffen de Kelten maatregelen. Zo stookten ze grote vuren op de heuveltoppen om de kwade geesten te verjagen en brachten ze offers om alle onvriendelijke goden gunstig te stemmen. Ook droegen ze dierenhuiden en maskers om de kwade geesten te misleiden. Tegelijkertijd wilden de Kelten de familiegeesten op een vriendelijke manier verwelkomen en zoet houden. Daarom zetten ze bieten en anders veldgewas buiten. Ze sneden ook lampen uit suikerbieten die ze rondom het huis plaatsten. Tot in onze tijd zijn van deze gewoonten nog sporen aanwijsbaar, denk aan de pompoenen en verkleedpartijen op Halloween maar ook op Sint-Maarten (11 november).
Verplichte feestdag
Allerheiligen is voor katholieken een verplichte feestdag. In canon 1247 van de Codex van Canoniek Recht staat dat gelovigen op verplichte feestdagen aan de Mis moeten deelnemen. Ook dienen ze zich, zoals op zondagen, te onthouden van arbeid en zich toe te leggen op de “nodige ontspanning van geest en lichaam”. De Nederlandse bisschoppenconferentie heeft de katholieken in Nederland van deze plicht vrijgesteld.
Groepen heiligen
In het Getijdengebed wordt op Allerheiligen de hymne Christus redemptor omnium gezongen. Daarin wordt een hiërarchie van de heiligen aangebracht. Op de eerste plaats staat Maria, de Heilige Maagd; dan de Engelen; gevolgd door de Profeten van het Oude Verbond; de Apostelen; de Martelaren; de Belijders; de Maagden; de Monniken; en tenslotte alle heiligen die consortes Christi ('deelgenoten van Christus') worden genoemd. Volgens een oude traditie kunnen de christengelovigen opgedeeld worden in drie groepen: alle heiligen maken deel uit van de Triomferende Kerk; de verloste zielen die in het vagevuur nog boete moeten doen behoren tot de Lijdende Kerk; de nog levende gelovigen tot de Strijdende Kerk.