Palmzondag, ook wel Palmpasen of Passiezondag genoemd, is de laatste zondag voor Pasen, waarop de blijde intocht van Jezus Christus in Jeruzalem wordt gevierd.
De laatste zondag in de Veertigdagentijd en de eerste dag van de Goede Week is het Palmzondag, ook wel Passiezondag of Palmpasen genoemd. De Kerk viert dan de intocht van Jezus Christus in Jeruzalem. Op de drempel van het Paasfeest wordt herdacht dat Jezus, gezeten op een jonge ezel, door een jubelende menigte werd onthaald. De mensen bedekten de weg voor Hem onder meer met de takken van palmbomen.
Rijk Gods
Met Palmzondag vangt het Paasfeest aan. In de liturgie staan lezingen centraal die Jezus' intocht in het licht van zijn lijden en opstanding plaatsen. Op palmzondag vervulde Jezus wat in het Oude Testament wordt voorspeld: "Jubel, dochter van Sion, juich dochter van Jeruzalem! Zie, uw koning komt naar u toe, hij is rechtvaardig en zegevierend; hij is nederig, hij rijdt op een ezel, op een veulen, een jong van een ezelin" (Zacharia 9,9). Het 'koningschap' van Jezus en zijn vorstelijke onthaal in Jeruzalem moeten gezien worden in het licht van het Rijk Gods, dat door Lijden en Verrijzenis nabij wordt gebracht.
Processie
De intocht in Jeruzalem wordt in de christelijke traditie gevierd met een processie. Die was, blijkens pelgrimverslagen, al in de 4e eeuw in Jeruzalem ingeburgerd. De palmpasen-processie vond langzaam maar zeker ook in het Westen ingang, het eerst in Spanje in de 7de eeuw, en stond tot aan de Reformatie in hoog aanzien. Tijdens de processie werd Christus uitgebeeld door de bisschop of een priester. Doorgaans werden er ook 'apostelen' in de stoet opgenomen en bovendien een ezel, wat aanleiding gaf tot de naam 'ezelsfeest'. In Hoegaarden in Belgiƫ wordt nog altijd een 'Palmezelprocessie' gehouden.
Viering
In de huidige viering van Palmzondag neemt de processie nog altijd een centrale plaats in. Het missaal schrijft voor dat de gelovigen bijeenkomen in een bijkerk, kapel of andere geschikte plaats, liefst buiten de kerk. De palm- of buxustakken die de gelovigen in de hand hebben worden vervolgens gezegend en besprenkeld met wijwater. Na de lezing uit het Evangelie en een eventuele homilie begint de processie naar de kerk, met een kruisdrager en eventueel een wierookdrager voorop, gevolgd door de priester en de gelovigen die de takken meedragen.
Rood
De liturgische kleur van palmzondag is rood. Rood is in principe de kleur voor de dagen waarop het lijden van Christus centraal staat. Zo niet bij palmpasen: rood is dan vooral een koningskleur.
Takken
De gewijde takken worden na de viering door de gelovigen mee naar huis genomen, waar ze doorgaans in de crucifix worden gestoken. Reeds lang bestaat de overtuiging dat er van de gewijde takken een beschermende werking uitgaat op huis en haard. In sommige plaatsen bestaat nog de gewoonte om ook de akker te 'palmen', door takjes in het midden en in de vier hoeken van het veld te steken. Op Aswoensdag van het volgende kerkjaar worden oude palmtakken meegenomen naar de kerk. Daar worden ze verbrand, om de as te leveren voor het askruisje dat de gelovigen als boeteteken gaan ontvangen.
Palmpaasjes
Tijdens de processie op Palmzondag dragen de kinderen in de regel geen palmtakken, maar zogenoemde 'palmpaasjes' of palmpasenstokken. De stokken hebben de vorm van een kruisje en zijn versierd met groene takjes (meestal van een buxus) en met snoepjes, eitjes en andere lekkernijen. Bovenop wordt een broodje in de vorm van een vogel gestoken, dorgaans een haantje. Dikwijls delen de kinderen deze palmpaasjes na afloop van de viering uit in de buurt, met name aan mensen die vanwege hun leeftijd of een ziekte niet aanwezig konden zijn. In Oost-Nederland komt de kinderoptocht met palmpaasjes ook wel buiten de context van een kerkelijke viering voor.
Paassymboliek
De palmpasenstok is met veel symboliek omgeven. De groene takjes verwijzen naar Christus' intocht in Jeruzalem, het brood naar de instelling van de Eucharistie op Witte Donderdag, en het kruis naar het lijden en sterven van Christus op Goede Vrijdag. Het snoep en de overige versierselen zijn tekens van vreugde over het nieuwe leven dat Pasen heeft gebracht.
Vruchtbaarheid
De palmpasenstok is nauw gelieerd aan heidense vruchtbaarheidsfeesten, waarmee vroeger, bij het aanbreken van de lente, het nieuwe leven in de natuur werd gevierd. Jong groen kondigde het voorjaar aan, deeg vertegenwoordigde kiemkracht en eieren stonden voor nieuw leven. Ook ronde vormen, zoals kransen, kwamen veel voor. De cirkel symboliseert immers de kringloop van het jaar en van het leven. Vandaar dat vroeger een hoepel om de palmpasenstok zat.
Haan
Het haantje bovenop de palmpasenstok is voor velerlei uitleg vatbaar. Volgens sommigen is het een verwijzing naar de ontrouwe Petrus. Voordat de haan op Goede Vrijdag kraaide had Petrus, zoals Jezus had voorspeld, drie keer gezegd dat hij Jezus niet kende (o.a. Mat. 26, 30-35 en 69-75). De haan kan ook gezien worden als symbool voor Jezus: Christus schudt je wakker en vertelt je dat het licht eraan komt.