Het sacrament van het vormsel sterkt de gedoopte door handoplegging met de kracht van de Heilige Geest, en bezegelt door zalving dat zij of hij op Christus gelijkt; daarmee voltooit het vormsel de in de doop begonnen christelijke initiatie.
Woorden van Christus
Christus heeft voor de tijd na zijn dood de komst en tegenwoordigheid van de Heilige Geest beloofd. Zijn belofte ging onder meer in vervulling op het feest van Pinksteren, toen de Geest over de apostelen werd uitgestort. Christus zelf heeft over de werking van de Heilige Geest aan de apostelen gezegd:
"Wanneer de heilige Geest over jullie komt, zullen jullie kracht ontvangen en mijn getuigen zijn in Jeruzalem, in heel Judea en Samaria, en tot het uiteinde van de aarde." (Handelingen 1,8)
Handoplegging door apostelen
De apostelen, zo lezen we in het Bijbelboek Handelingen, gingen ertoe over om zelf de Heilige Geest in de christelijke gemeenschappen door te geven door middel van handoplegging. Een mooi voorbeeld van de praktijk van de apostelen is de handoplegging in Samaria:
"Toen de apostelen in Jeruzalem hoorden dat Samaria het woord van God had aanvaard, stuurden ze Petrus en Johannes naar hen toe. Zij gingen daarheen en baden voor hen dat ze de heilige Geest mochten ontvangen, want die was nog op niemand van hen neergedaald. Ze waren alleen gedoopt in de naam van de Heer Jezus. Daarop legden ze hun de handen op en zij ontvingen de heilige Geest." (Handelingen 8, 14-17)
Sterking in het geloof
In de aangehaalde Bijbeltekst valt op, dat van de gelovigen in Samaria gezegd wordt, dat ze "alleen gedoopt" waren, en dat de Heilige Geest "nog op niemand van hen" was neergedaald. Dat was volgens de apostelen niet goed. Zij achtten het nodig om de gedoopte gelovigen door instorting van de Heilige Geest in hun geloof te sterken. Sterking in het geloof was dus nodig nog na het doopsel.
Zendingsopdracht
Na de instorting met de Heilige Geest kan de gelovige met meer kracht van Christus getuigen. Hij heeft daartoe, door diezelfde instorting, ook een expliciete opdracht, oftewel zending ontvangen.
Confirmatie
Voor de sterking in het geloof wordt in de Kerk doorgaans het Latijnse woord confirmatio gebruikt. Ons woord vormsel is daar van afgeleid; in het Duits spreekt men van Firmung. Let wel: confirmatio betekent in de context van het sacrament 'sterking' en niet 'bevestiging', zoals wel eens wordt gedacht. Op de opvatting van confirmatio als 'bevestiging' is door protestantse theologen in de tijd van de Reformatie doorgedacht. Zij vatten confirmatie op als bevestiging van het doopsel, die zou moeten volgen op een geloofsonderzoek door de gemeente. De Katholieke Kerk wijst deze visie af.
Zalving
In het vormsel ontvangt de gedoopte door handoplegging de gave van de Heilige Geest, waardoor hij wordt gesterkt in zijn geloof en een zendingsopdracht krijgt. Dat is de eerste betekenis van het sacrament. De andere betekenis ligt in een zalving die het verbond tussen gedoopte en Christus bezegelt.
Christus gelijken
In het vormsel wordt de gedoopte gezalfd. De zalving bevestigt dat de gedoopte gelijkt op Christus, de Gezalfde.
Voltooiing van de christelijke initiatie
De zalving bezegelt de band die een mens bij zijn doopsel met Christus is aangegaan. Op deze wijze voltooit het sacrament van het vormsel de met het doopsel begonnen christelijke initiatie.
Onuitwisbaar zegel
Het vormsel zet een zegel, dat onuitwisbaar is. Een mens kan daarom slechts eenmaal in zijn leven worden gevormd.
Zalving bij wijze van handoplegging
Vanaf haar stichting heeft de Kerk verschillende riten voor het vormsel gekend. Deze riten zijn ook herhaaldelijk veranderd. In 1971 heeft paus Paulus VI (1963-1978) de ritus vastgesteld die tot op de dag van vandaag in gebruik is. Het sacrament van het vormsel wordt tegenwoordig bediend door de zalving van het voorhoofd met chrisma, die bij wijze van handoplegging geschiedt onder de woorden: "[Naam], ontvang het zegel van de heilige Geest, de gave Gods." In sommige vieringen van het vormsel vindt nog een handoplegging over alle vormelingen te zamen plaats, met het gebed: "Almachtige God, Vader van onze Heer Jezus Christus ...". Deze praktijk behoort niet strikt tot de ritus, maar is wel aangemerkt als een zinvol onderdeel van het sacrament.
Leeftijd
De leeftijd waarop het vormsel wordt bediend is tegenwoordig per bisdom verschillend. De Nederlandse Bisschoppenconferentie heeft als algemene norm aangegeven dat de bediening zou moeten liggen rond het twaalfde levensjaar.
Ouders en peetouders
Zoals de ouders en peetouders bij het doopsel instaan voor het geloof van het kind, zo staan zij ook in voor de geestelijke vorming en catechetische voorbereiding van het kind op het sacrament van het vormsel. Van aanvang af draagt de parochiegemeenschap mede zorg voor de catechese.
Tijd en plaats
Het sacrament van het vormsel als zending van Gods Geest gaat de gehele kerk en al haar leden aan. Daarom vindt de viering van dit sacrament in de regel plaats op de zondag, tijdens de viering van de Eucharistie, temidden van de geloofsgemeenschap. Gevormd wordt bij voorkeur in de Paastijd, dat wil zeggen in de tijd vanaf Pasen tot en met Pinksteren.
Orde van dienst:
Het sacrament van het vormsel kent de volgende Orde van dienst. Als het sacrament wordt toegediend tijdens een eucharistieviering - en dat is meestal het geval - wordt deze orde van dienst geïntegreerd in de Dienst van het Woord van de Mis.
1. Presentatie van de vormelingen
Na lezing van het evangelie gaat de bedienaar van het vormsel zitten. Meestal is de bedienaar van het sacrament een Bisschop. Als de bisschop is gezeten worden de vormelingen, met in hun handen de doopkaars, bij naam naar voren geroepen, onder begeleiding van ouders of peetouders. Zij gaan zitten in de nabijheid van de bisschop.
2. Homilie
De bisschop houdt een korte homilie ofwel Preek waarin hij uitleg geeft aan het woord van God en, in samenhang daarmee, aan het sacrament van het vormsel.
3. Vernieuwing van de doopbelijdenis
Na de preek gaan de vormelingen staan en belijden zij ten overstaan van de bisschop dat zij het geloof, dat hun werd aangereikt bij het doopsel, bevestigen. Samen met heel de gemeenschap bevestigt de bisschop deze belijdenis als het geloof van de kerk.
4. Afroeping van de gaven van de Geest
Dan roept de bisschop de gaven van de Heilige Geest over de vormelingen af. Hij doet dit terwijl hij de de handen over de vormelingen uitstrekt, of hen de handen oplegt. De hele gemeenschap beaamt het Gebed van de bisschop. In Nederland is de goede gewoonte ontstaan om de ouders of peetouders in deze ritus een ondersteunende rol te laten spelen door hun hand op de schouder van het kind te leggen.
5. Zalving met chrisma, onder handoplegging
De kernhandeling van het vormsel is de zalving van de vormeling onder handoplegging. Dit wordt gedaan door de bisschop, terwijl hij zegt: "[Naam], ontvang het zegel van de heilige Geest, de gave Gods". De gevormde antwoordt hierop met "Amen". Ook hier leggen, volgens Nederlandse gewoonte, de ouders en peetouders hun hand op de schouder van het kind. De bisschop besluit deze symboolhandeling met de Vredeswens.
6. Voorbede
Met de door de bisschop ingeleide en afgesloten voorbede eindigt de viering van het vormsel. In de regel volgt dan de viering van de eucharistie. De vormelingen zijn in dat geval tezamen met hun ouders en peetouders uitgenodigd om in de eucharistie zowel het lichaam als het bloed van Christus te ontvangen.
Bisschop als bedienaar
Uit het voorbeeld van Samaria, alwaar het de apostelen zijn die de gelovigen de hand opleggen, leidt de Kerk af dat de enige bedienaren van het vormsel de bisschoppen kunnen zijn: zij zijn immers de opvolgers van de apostelen.
Delegatie van de bediening
De bisschop kan zich, bijvoorbeeld wanneer er veel vormelingen zijn, laten assisteren door priesters. Verder kan de bisschop de bediening van het vormsel delegeren aan een priester met een speciale taak in het bisdom, die daardoor een speciale band met de bisschop onderhoudt, bijv. een vicaris of een deken. Ook kan een gewone priester het vormsel bedienen wanneer de bisschop hem de doop van een volwassene of de opname van een gedoopte in de volle gemeenschap van de kerk heeft toevertrouwd. Bij stervensgevaar kan iedere priester vormen. Let wel: wanneer een priester vormt doet hij dit altijd namens de bisschop.
Chrisma van Witte Donderdag
In alle gevallen wordt voor het vormsel het chrisma gebruikt dat door de bisschop is gewijd tijdens de chrismamis op Witte Donderdag of de vooravond daarvan.