De Zeloten waren fanatieke Joden uit de eerste en tweede eeuw na Chr. die op gewelddadige wijze een theocratie in Palestina probeerden te vestigen.

Gewapend verzet
De Zeloten (IJveraars) vormden een opstandige Joodse beweging die in 66 na Chr. de wapens opnam tegen het Romeinse bestuur over Judea en andere Joodse gebieden. De meest extreme groep van deze verzetsbeweging waren de Sicariërs.

Flavius Josephus
De Joodse geschiedschrijver Flavius Josephus schrijft in zijn boek De Joodse Oorlog (geschreven in de jaren tachtig van de eerste eeuw) dat de verzetsstrijders zichzelf aanduidden als IJveraars (ζηλωσαντες [uit te spreken als dzèloosantes]). “Zij noemen zich Zeloten, alsof zij toegewijd waren aan het doen van goede werken en niet aan alles wat verachtelijk was, onvoorstelbaar verachtelijk” (boek δ,III,9,161).

Theocratie
De Zeloten (kanaïem in het Hebreeuws) streefden een zuiver Joodse theocratie na. Hun fanatisme werd aangewakkerd door messianistische verwachtingen. Zij richtten zich niet alleen tegen de Romeinse bezetters en hun collaborateurs, maar ook tegen mede-Joden die in hun ogen te gematigd waren. De Sicariërs stonden erom bekend dat zij leden van de Joodse aristocratie met dolkstoten om het leven brachten.

Ondergang van Joodse natie
De meeste historici gaan ervan uit dat de Zeloten de grote Joodse oorlogen van 66-70 en 132-135 tegen de Romeinen hebben veroorzaakt. De eerste eindigde bij de plundering en de verwoesting van Jeruzalem, de tweede met de verbanning van de Joodse godsdienst uit Judea.

Apostel
Simon, één van de Twaalf Apostelen van Jezus, zou lid zijn geweest van de Zeloten.