Rome, 21 juni 2025 – Paus Leo XIV heeft gisteren opdracht gegeven de decreten waarin het martelaarschap van 174 gelovigen officieel wordt erkend, uit te vaardigen. Het betreft katholieken die omkwamen tijdens de Spaanse Burgeroorlog (1936-1939) en in de laatste jaren van de Tweede Wereldoorlog.
In de Katholieke Kerk zijn martelaren gelovigen van wie volgens het kerkelijk gezag vaststaat dat ze zijn vermoord uit haat jegens het christelijk geloof of dat hun dood het direct gevolg was van christenvervolging. Nadat hun martelaarschap door de paus is erkend, ligt doorgaans hun zaligverklaring in het verschiet.
Antikatholiek geweld in Spanje
Er is sprake van drie verschillende decreten. Het eerste betreft een groep van 59 katholieken uit het Spaanse bisdom Jaén, vermoord tussen 1936 en 1938 op diverse locaties in Spanje. Deze groep staat onder leiding van de diocesane priester Manuel Izquierdo Izquierdo. De tweede groep komt uit hetzelfde bisdom, en die betreft de diocesane priester Antonio Montañés Chiquero en 64 gezellen, vermoord in 1936 en 1937. De derde groep betreft 50 Franse katholieken die stierven in naziconcentratiekampen in 1944 en 1945.
Het martelaarschap van de gelovigen uit het bisdom Jaén (Andalusië) vond plaats in de context van wijdverbreid antiklerikaal geweld tijdens de Spaanse Burgeroorlog, toen veel revolutionairen, aangewakkerd door atheïstische propaganda, kerken ontheiligden en religieuze leiders executeerden. Er werden in de afgelopen decennia al meer dan tweeduizend Spaanse martelaren uit dat conflict zaligverklaard. De zaligverklaring van de 124 martelaren uit het bisdom Jaén zal plaatsvinden in de stad Jaén op een nog nader te bepalen datum.
Omgekomen in nazikampen
De 50 Franse martelaren waren omgekomen vanwege hun pastoraal werk en verzet tegen de nazi’s. Onder hen waren Raimond Cayré, een 28-jarige diocesane priester die in oktober 1944 in Buchenwald aan tyfus stierf; pater Gerard Martin Cendrier, een 24-jarige franciscaan die in januari 1945 in hetzelfde kamp omkwam; Roger Vallée, een 23-jarige seminarist die in oktober 1944 in Mauthausen stierf; en lekengelovige Jean Mestre, een 19-jarig lid van de Jonge Christelijke Arbeiders, die in mei 1944 in hechtenis van de Gestapo werd vermoord.
Zij maakten deel uit van een groter netwerk van geestelijken, religieuzen en katholieke lekenactivisten die Franse dwangarbeiders clandestien naar Duitsland begeleidden nadat in 1943 de Service du Travail Obligatoire(dwangarbeid) van het collaborerende Vichy-regime was ingesteld. Sommigen werden door de nazi's gefolterd en vermoord vanwege hun apostolaat in Duitsland, terwijl anderen stierven ex aerumis carceris, oftewel vanwege hun lijden in de gevangenis.
De meeste van de 50 Franse martelaren stierven in kampen als Buchenwald, Mauthausen, Dachau en Zöschen, vaak als gevolg van tyfus, tuberculose of een wrede executie. Onder hen waren 4 franciscanen, 1 jezuïet, 9 diocesane priesters, 3 seminaristen, 14 katholieke scouts en 19 leden van de Jonge Christelijke Arbeiders. De jongste scouts, 21 en 22 jaar oud, werden beiden geëxecuteerd, de ene door fusillade en de andere door onthoofding in Dresden.