Amsterdam, 28 september 2022 - De Oost-Timorese bisschop Carlos Ximenes Belo S.D.B., die in 1996 de Nobelvredesprijs kreeg, wordt door meerdere mannen beschuldigd van seksueel misbruik. Dat schrijft weekblad De Groene Amsterdammer op basis van eigen onderzoek. Het Vaticaan blijkt al jaren lang Belo’s bewegingsvrijheid te beperken.
De mannen zeggen dat zij door Belo seksueel werden misbruikt in hun tienerjaren, tijdens de onafhankelijkheidsstrijd waarin de bisschop een belangrijke bemiddelende rol speelde.
De Groene meldt met meerdere Oost-Timorese slachtoffers te hebben gesproken die Belo aanwijzen als dader. Een 42-jarige man zegt dat hij als tiener door Belo werd uitgenodigd in zijn residentie. “De bisschop deed mijn broek uit, begon me seksueel te betasten en pleegde orale seks met mij”, aldus de bron, die eraan toevoegt dat hij later door Belo wat geld kreeg toegestopt. Het misbruik bleef eenmalig, zegt hij.
Een andere bron, nu 45 jaar oud, zegt als tiener herhaaldelijk door Belo te zijn verkracht en misbruikt. Ook hij zou geld hebben ontvangen: “Dat was bedoeld om te zorgen dat ik mijn mond zou houden. En er zeker van te zijn dat ik zou terugkomen.”
De periode waar de beschuldigingen betrekking op hebben, was de tijd dat Oost-Timor veel geweld te verduren kreeg. Oost-Timor, of Timor-Leste, beslaat de oostelijke helft van het eiland Timor, waarvan de westelijke helft een Indonesische provincie is.
Bisschop Belo kreeg samen met José Ramos-Horta de Nobelvredesprijs van 1996
Oost-Timor, rijk aan specerijen, werd begin zestiende eeuw gekoloniseerd door de Portugezen. Daarna kwam de VOC en werden er Nederlandse handelsposten opgericht. Toch bleven de Portugezen er de macht houden, ook nadat nagenoeg de gehele archipel in Nederlandse handen was gekomen. In 1702 werd het oosten van het eiland officieel omgedoopt tot Portugees-Timor. Omdat Portugal in de Tweede Wereldoorlog een strikte neutraliteitspolitiek voerde, werd Oost-Timor in 1941 ingenomen door Nederland en de geallieerden om het te beschermen tegen Japan. Niettemin werd Timor door de Japanners veroverd. Na de oorlog keerden de Portugezen er terug. Door de Anjerrevolutie van 1974 in Portugal nam de dekolonisatie een aanvang. Oost-Timor had nog maar net de onafhankelijkheid uitgeroepen of het werd ingenomen door Indonesië. De VN erkende deze annexatie echter niet. Pas na meer dan een kwart eeuw werd Oost-Timor een soevereine staat. Maar dat gebeurde pas na veel bloedvergieten.
De bevolking werd in die tijd geteisterd door armoede en honger. Te midden van alle ellende stond de Katholieke Kerk hoog in aanzien, vanwege haar hulp aan de arme bevolking. Daarnaast was de kerk een toevluchtsoord voor Oost-Timorezen die vreedzaam tegen het Indonesisch bewind protesteerden.
Bisschop Belo trad in 2002, kort na de erkenning van Oost-Timor als soevereine staat, plotseling af. Dat gebeurde onder nooit opgehelderde omstandigheden. Volgens de officiële verklaring onthief paus Johannes Paulus II de bisschop van zijn taken op verzoek van Belo zelf, wegens diens “fysieke en mentale uitputting”. Kort daarop verliet Belo zijn geboorteland Oost-Timor. In 2004 begon hij in Mozambique te werken als eenvoudige pastor in een parochie.
Een kerkfunctionaris op Oost-Timor heeft tegenover De Groene bevestigd dat Belo door Rome een reisbeperking kreeg opgelegd, maar het Vaticaan zelf gaat niet in op vragen van het Nederlandse weekblad over de beschuldigingen.
De thans 74 jaar oude Belo wil niet reageren op de aantijgingen. Aartsbisschop Virgilio do Carmo da Silva S.D.B. van het voornaamste Oost-Timorese bisdom Dili, die op 27 augustus door paus Franciscus tot kardinaal werd verheven, wil ook geen commentaar geven. Ook de Salesianen van Don Bosco, waarvan zowel Belo als Da Silva lid is, reageert niet op de vragen van De Groene.
Volgens De Groene zijn de misbruikbeschuldigingen tegen Carlos Belo al lang een “groot publiek geheim” op Oost-Timor. Maar vanwege zijn heldenstatus stammend uit de tijd van de onafhankelijkheidsstrijd, zou hij too big to fail zijn. De slachtoffers met wie het blad sprak, waren jarenlang bang om over hun trauma's te spreken, deels omdat hun verhaal “een grote schande voor het land” zou zijn en “de strijd voor onafhankelijkheid zou ondermijnen”.