Petrus wordt geboren met de naam Simon. Hij is visser van beroep, net als zijn broer Andreas. Als hij in Kafarnaüm woont met zijn vrouw en schoonmoeder, leert hij Jezus kennen. Jezus geeft hem de bijnaam ‘Kefas’ (in het Aramees) of ‘Petros’ (in het Grieks). Jezus zegt: 'Jij bent Petrus, op die steenrots zal Ik mijn kerk bouwen, en de poorten van het dodenrijk zullen haar er niet onder krijgen. Ik zal je de sleutels geven van het koninkrijk der hemelen.'

Verloochenen

Petrus is een van Jezus’ beste vrienden. Hij is enthousiast en gepassioneerd. Jezus neemt hem vaak in vertrouwen en hij wil echt voor Jezus door het vuur gaan. Toch komt er een moment waarop hij zijn beste vriend verloochent. Na de arrestatie van Jezus volgt Petrus de menigte op een afstand. Ze gaan naar het paleis van de hogepriester.

Op de binnenplaats van het paleis wordt Petrus herkend door een dienstmeisje. 'Ik weet niet waar je het over hebt,' zegt Petrus. Hij wil weggaan, maar wordt staande gehouden door een ander meisje. Ook zij herkent Petrus als volgeling van Jezus. 'Echt, ik ken de man niet!; roept Petrus. Hij wil de binnenplaats van het paleis verlaten als hij voor de derde keer wordt herkend door omstanders. Daarop begint Petrus te vloeken en bezweert hij de omstanders: 'Ik ken die man niet!' Op dat moment kraait de haan.

Door het kraaien van de haan herinnert Petrus zich direct wat Jezus had voorspeld: ‘Nog voordat er een haan gekraaid heeft, zul je mij driemaal verloochenen.’ Petrus voelt zich schuldig en is ontroostbaar. Hij heeft zijn beste vriend, zijn grote voorbeeld en meester verraden.

Toch is dit niet het einde van de vriendschap tussen Petrus en Jezus. Want na Jezus’ dood en opstanding krijgt Petrus de kans om het recht te zetten. Jezus verschijnt aan Petrus en vraagt hem tot driemaal toe of Petrus van hem houdt. Hierdoor krijgt Petrus de kans om tot drie keer toe te zeggen dat hij van Jezus houdt.
 

Kerkleider

Veertig dagen na Jezus’ opstanding wordt Jezus opgenomen in de hemel. Dan neemt Petrus direct de leiding van de eerste geloofsgemeenschap in handen. Hij regelt dat Judas een opvolger krijgt. Hij wordt gezien als de grondlegger en eerste Paus van de Katholieke Kerk.