Hoogfeest van Allerheiligen (a)
Mgr. Jacques Habert, bisschop van Bayeux en Lisieux
Sint-Theresiabasiliek in Lisieux, Frankrijk
Lezingen:
Apokalyps 7, 2-4.9-14
1 Johannes 3, 1-3
Matteüs 5, 1-12a
Broeders en zusters,
Het feest van Allerheiligen blijft voor ons, christenen, een dag van grote vreugde. Vandaag vieren we namelijk dié mensen die in de Kerk perfect hebben voltooid, wat ze op de dag van hun doopsel gekregen hadden, de heiligheid.
De tweede lezing van vandaag, uit de brief van Sint-Jan is daarover heel verhelderend.
Nu reeds zijn we kinderen van God en wat we zullen zijn is nog niet geopenbaard. “Nu reeds zijn we kinderen van God”, is een verwijzing naar ons doopsel, een gratis geschenk van God. De heiligheid wordt ons geschonken, zonder dat wij daar enige verdienste aan hebben. Maar…
“Wat we zullen zijn, is nog niet geopenbaard.” Dat is onze bekeringsweg. Hier ligt onze vreugde vandaag, dat we mogen kijken naar die mannen, vrouwen, kinderen in wie die heiligheid zichtbaar wordt, in alle helderheid. Ze zijn erin geslaagd! En dat was een vreugde voor hen, voor de Kerk en voor de wereld. Wat heel mooi is, is te ontdekken dat in deze enorme stoet van alle heiligen er een buitengewone variëteit van mensen is.
Het boek van de Openbaring vertelde het in de eerste lezing zo:
“en ik zag een grote menigte, die niemand tellen kon, uit alle rassen en stammen en volken en talen.” In die stoet zien we: ouderen, jongeren, kinderen, mannelijke en vrouwelijke religieuzen, pausen, bisschoppen en priesters, gelovigen, gehuwden en ongehuwden, grote geleerden en heel eenvoudige mensen. Sommigen werden reeds gekend en erkend tijdens hun leven, anderen waren onbegrepen of bleven helemaal onbekend.
We zouden nog verder kunnen gaan in het beschrijven van de diversiteit die we aantreffen in deze stoet van alle heiligen. Maar dergelijke opsomming heeft slechts één doel: dat iedereen zich afvraagt: en ik, welk is mijn plaats? Welk is mijn verlangen om bij die stoet te komen, om bij deze menigte te horen?
De heilige Theresia van het kindje Jezus heeft deze weg moedig doorlopen. Toen paus Johannes-Paulus II haar erkende als kerkleraar, sprak hij over de wetenschap van de goddelijke liefde. “In het hart van mijn moeder, de Kerk, zal ik de liefde zijn”, heeft ze gezegd.
Dit zijn woorden die ons raken, in deze tijd van de Kerk die we nu meemaken. Paus Franciscus nodigt ons uit terug te keren tot het kerugma, dat is naar het hart van het geloof. Hij wijst op de grote waarheid, die Theresia niet heeft opgehouden te beleven en te verkondigen: God is liefde. Drie woorden die haar leven door elkaar geschud hebben, drie woorden die we ernstig moeten nemen.
Over deze weg van Theresia zegt zij zelf: Bij mijn eerste stappen in de Karmel heb ik meer doornen dan rozen ontmoet, ja, het lijden heeft haar armen naar mij uitgestoken.
Ja, de heiligen hebben moeilijkheden en lijden gekend, dikwijls die van de wereld en van de Kerk waarin zij leefden. Geen enkele heeft geleefd in een gouden eeuw, of in gemakkelijke uiterlijke omstandigheden. Geen enkele uiterlijke voorwaarde, geen enkele innerlijke hindernis kunnen ons ervan ontslaan moedig de weg naar de heiligheid verder te zetten.
Om ons op weg te zetten, toont het evangelie van vandaag de zekerste weg, die van de zaligsprekingen. Hoe moeten we die tekst beluisteren?
De verkeerde vraag die we ons kunnen stellen is: en ik, welke inspanning moet ik doen om er te komen?
De eenvoudige lezing van de zaligsprekingen maakt duidelijk dat dit geen goede vraag is. Welke inspanning zou ik immers moeten leveren om te wenen, om vervolgd te worden, om verworpen te worden? Heiligheid is niet de vrucht van onze inspanningen, ze heeft op de eerste plaats te maken met contemplatie.
Laten we nooit vergeten en zeker vandaag niet dat de zaligsprekingen op de eerste plaats een zelfportret van Christus zijn. Hij zelf heeft die zaligsprekingen beleefd. Hij is de man met het eenvoudige hart, de zachtmoedige, de barmhartige, degene die hongert naar gerechtigheid.
Zeker, er zijn inspanningen nodig, we zouden liegen indien we dat ontkenden. Maar ze komen pas op de tweede plaats, na het voornaamste, dat is: met aandacht kijken naar Christus: de man van de zaligsprekingen.
De zaligsprekingen staan in het meervoud, dat is geen detail, want de zaligsprekingen beleven, is ook leven in de gemeenschap van de Kerk. Het is de Kerk als geheel die de zaligsprekingen beleeft. En omdat ik er een van bijzonder beleef, ben ik verbonden met die grote gemeenschap van de heiligen. Dergelijke manier van kijken brengt ons naar een diepe nederigheid.
Laten we vandaag dan de genade vragen om te mogen groeien in de heiligheid die God voor ons wil. Die is er niet enkel voor ons eigen geestelijk comfort, maar ze is er nodig voor de anderen, voor de Kerk, voor de hele mensheid.
Denkend aan die zo vaak gekwetste mensheid, willen we opnieuw de oproep van de Heer horen, de zevende zaligspreking: zalig zij die werken aan de vrede, want zij zullen kinderen van God genoemd worden.
De zaligsprekingen zullen nooit voorbijgestreefd zijn, ze zullen altijd voor ons staan, zij wachten op onze inzet.