Zaligverklaring van de 124 martelaren van het bisdom Jaén op 13 december 2025.

Jaén, 13 december 2025In de kathedraal van de stad Jaén in de Spaanse regio Andalusië zijn vandaag 124 gelovigen tot de eer der altaren verheven. De nieuwe zaligen stierven de marteldood tijdens de Spaanse Burgeroorlog (1936-1939). Het betreft 109 priesters, 1 claris en 14 leken.

Met de toevoeging van deze 124 zaligen van het bisdom Jaén stijgt het aantal door de Katholieke Kerk erkende martelaren uit de 20ste eeuw in Spanje tot 2.254, van wie er 11 werden heiligverklaard.

De zaligverklaring werd in naam van paus Leo XIV verricht door kardinaal Marcello Semeraro, prefect van het Dicasterie voor Zaken der Heiligen. De plechtigheid vond plaats in de Kathedraal van de Hemelvaart der Maagd, waar enkele van de nieuwe zaligen hun laatste dagen doorbrachten voordat ze uit haat voor het christelijk geloof werden vermoord.

De diocesane bisschop van Jaén, mgr. Sebastián Chico Martínez, heeft de zaligverklaring omschreven als een teken van de voorzienigheid in het Jubeljaar van de Hoop. “Het bloed van deze christenen is vruchtbaar zaad geworden en hun getuigenis is een oproep om het geloof te vernieuwen in een tijd die nog steeds behoefte heeft aan standvastige, serene christenen die in staat zijn om te vergeven.”

Een van de zaligen is José Martínez. Hij was huisvader en apotheker in Valdepeñas. Hij werd ontvoerd door een anticlericale militie omdat hij bekendstond als vrome katholiek. Op 11 september 1936 probeerden ze hem een afgelegen plek te dwingen zijn geloof te verloochenen. Toen José weigerde, schoten ze hem neer. Hij stierf niet, maar bleef in grote pijn liggen, totdat hij uiteindelijk overleed.

Een andere martelares is Isabel María Aranada. Zij was abdis van het clarissenklooster van Martos in de provincie Jaén. Een bombardement door de troepen van generaal Francisco Franco ontketende de woede van een republikeinse groepering. Uit op wraak drongen de antikatholieken op 13 januari 1937 het klooster binnen en namen de abdis gevangen. Samen met 50 andere mensen werd ze naar een begraafplaats gebracht, maar vanwege haar religieuze status werd ze apart gezet. Moeder Isabel werd vastgebonden aan een beest dat haar door het veld sleepte. Ook werd de abdis gedwongen mest te eten. Daarop werd ze zwaar gemolesteerd. Toen bleek dat ze nog leefde, maakte een regen van kogels een einde aan haar leven. De hand waarmee ze zich aan het hek had vastgeklampt, kon zelfs na haar dood niet worden losgemaakt, dus hakten haar moordenaars hem af.

Onder de nieuwe zaligen is ook Manuel Izquierdo Izquierdo. Op 28 november 1936 werd deze parochiepriester uit Villardompardo met geweld uit zijn huis gehaald. De anticlericalen sleepten de pastoor naar een veld en sneden hem in koelen bloede de keel door met een scheermes. Zijn lichaam werd achtergelaten en verslonden door honden en wilde dieren, totdat zijn stoffelijke resten heimelijk door enkele vrouwen werden begraven.