11 december 2024 – Komend jaar is het precies anderhalf millennium geleden dat in Europa de christelijke jaartelling werd aangenomen. Het was de geleerde monnik Dionysius Exiguus die de jaartelling liet beginnen bij de geboorte van Jezus Christus. Het jaar waarin de Heer zou zijn geboren, werd aangeduid met Anno Domini (AD), Latijn voor: ‘in het jaar des Heren’. Dionysius Exiguus was daarbij echter niet geheel correct in zijn berekeningen.
De christenen in het Romeinse Rijk gebruikten de eerste eeuwen de jaartelling die begon met het ontstaan van de stad Rome: ab urbis condita (afgekort: AUC), dat ‘ vanaf de stichting van de stad’ betekent. Omgerekend naar de christelijke jaartelling zou dat mythische begin hebben plaatsgehad in 753 anno ante Christum (AAC, ‘in het jaar vóór Christus’).
Na verloop van tijd lieten sommige christelijke leiders een nieuw tijdperk aanvangen, dat van de martelaren. Het begin werd gezet op het moment dat de Romeinse keizer Diocletianus aantrad; dat was in 284 AD. Door zijn wrede kerkvervolgingen werden vele christenen geëxecuteerd omdat zij van het christelijk geloof hadden getuigd. Deze bloedgetuigen werden ‘martelaren’ genoemd – van het Griekse woord martur (‘ getuige’). Een aantal kerkgemeenschappen vond het echter ongepast om een christelijke jaartelling af te stemmen op een goddeloze Romeinse keizer, die zoveel christenbloed had laten vergieten. De Koptisch-orthodoxe en de Ethiopisch-orthodoxe kerk hanteren deze jaartelling echter nog steeds.
Na de val van het West-Romeinse Rijk in 476 AD nam de betekenis van de bisschop van Rome in Europa toe. Tegelijk dreven het oosters en westers christendom steeds verder uit elkaar. In deze moeilijke situatie kwam Dionysius op het juiste moment: hij werd geboren aan de westelijke oever van de Zwarte Zee, had een uitgebreide klassieke hellenistische opleiding genoten in het Griekse Oosten en maakte naam als vertaler van Griekse teksten in het Latijn. Hij maakte deel uit van een gemeenschap van Scytische monniken in Tomis (thans: de Roemeense havenstad Constanța).
Dionysius wordt beschouwd als een van de belangrijkste bemiddelaars tussen de Griekse en Latijnse intellectuele wereld. Rond het jaar 496 kwam hij naar Rome om de bronnen van de vroege concilies en het canonieke recht die in het Grieks waren geschreven in het Latijn te vertalen. Dat deed hij in opdracht van de bisschop van Rome, die met die vertalingen zijn machtspositie kon versterken omdat het hem in staat stelde te putten uit een schat aan kennis in elk religieus of kerkelijk-politiek geschil. In het westers-oosters dispuut over de paasdatum verwees paus Johannes I expliciet naar de berekeningen van Dionysius. Die had een uitgebreide studie gedaan naar de decreten van het Eerste Oecumenisch Concilie van Nicea, om uit te vinden wat 200 jaar voordien door de concilievaders aangaande de paasdatum was bepaald. In zijn onderzoek was hij ook tot het besef gekomen dat de kerk gebaat zou zijn met een nieuwe jaartelling. Hij was ervan overtuigd dat deze moest aanvangen met de geboorte van Jezus Christus.
Dionysius berekende het veronderstelde geboortejaar van Jezus aan de hand van de spaarzame tijdsgegevens in de Evangeliën en de Handelingen van de Apostelen. Zijn conclusie was dat Christus geboren was in het jaar 1278 AUC. Voortaan moest dat gelden als het jaar 1 AD – en niet het jaar 0, want het mathematische concept nul bestond in Europa nog niet. Deze tijdberekening raakte in heel Europa pas ingeburgerd vanaf de 8ste eeuw en later in de hele gekerstende wereld. Tegenwoordig is het echter duidelijk dat de berekeningen van Dionysius Exiguus op wankele grond stonden. Veel moderne historici menen dat Christus geboren werd tussen 7 en 4 vóór Christus (AAC).