Verkondiging op 2 februari 2025
pastoor Arjen Bultsma
Sint Franciscusbasiliek te Bolsward
Lezingen:
Maleachi 3, 1-4
Hebreeën 2, 14-18
Lucas 2, 22-40
Het gaat de goede kant op, maar we zijn er nog niet. Het gaat de goede kant op, want we zien hoe de Heer zijn heiligdom binnenkomt. De profeet Maleachi wees er in onze eerste lezing al op. “Aanstonds”, zo hoorden we hem zeggen, “treedt dan de Heer zijn heiligdom binnen, de Heer die gij zoekt, naar wie gij verlangend uitziet”. Maleachi had hierbij vermoedelijk niet een klein pasgeboren kind voor ogen. De Heer trad niet zelf de tempel binnen. Volgens het evangelie kon ook dat nog niet. Hij werd liefdevol gedragen door zijn ouders. Deze Jezus, de Immanuel, God met ons, moet nog groeien. We gaan de goede kant op, maar we zijn er nog niet.
Als we ons laten leiden door Simeon in het gehoorde evangelie, dan kun je hetzelfde zeggen. Zijn lofzang gaat over voltooiing. “Laat nu Heer uw dienaar in vrede heengaan. Mijn ogen hebben uw heil aanschouwd.” Simeon lijkt niks meer te wensen te hebben. Toch spreekt hij vervolgens over de moeilijke tijden die nog komen. Dit kind is bestemd tot val en opstanding van velen. Het zal een teken zijn van tegenspraak.
En Maria? Een zwaard zal haar ziel doorsteken. En hoewel de profetes Hanna volmondig over de verlossing sprak, kunnen we er toch niet omheen: het gaat de goede kant op, maar we zijn er nog niet.
De vraag komt dan natuurlijk op wat er nog tussen zit. Waarom zijn we er nog niet? Nogal wiedes kun je zeggen. We vieren het feest van vandaag met herinneringen aan kerst. Pas met Pasen gaat het echt gebeuren. Dan gaat het om de verrijzenis en de daarmee gegeven nieuwe schepping. Dat is echter een te simpel antwoord, want op dit moment – ons moment – ligt ook die eerste dag van Pasen puur historisch gezien al ver achter ons.
Beter is het om te wijzen op een lijn die zich aftekent in de gehele heilige Schrift. God lijkt niet zoveel haast te hebben en kiest vaak voor een groeimodel. Jezus zegt het zelf als hij spreekt over het Koninkrijk van God dat gelijkt op een mosterdzaadje. Hij noemt het het kleinste zaadje, dat uitgroeit tot een geweldige boom waarin vogels van allerlei pluimage kunnen nestelen.
Hoewel het niet populair is om erover te spreken, lijkt me een antwoord op de vraag waarom het al wel de goede kant op gaat, maar we er nog niet zijn, óók te liggen in het oordeel. Althans, de eerste lezing duidt op oordeel wanneer er wordt gevraagd wie de komst van de Heer zou kunnen verdragen. “Wie zal er staande blijven?” We hoorden hoe de Levieten gezuiverd zouden moeten worden. Gelouterd omwille van goede en aanvaardbare eredienst.
Het oordeel klinkt natuurlijk niet fijn, maar hoeft ons niet af te schrikken. En in het licht van de lezingen van vandaag zou ik willen suggereren dat het oordeel van God, niet slechts een toets, maar ook een uitnodiging is. Een uitnodiging om ook zelf tot een oordeel te komen.
Wanneer God zijn heiligdom binnentreedt, dan is dat namelijk al een oordeel. Een oordeel dat niet blind is voor het vele negatieve en ronduit zondige dat onze wereld, ons leven en samenleven tekent. Niettemin is het een positief oordeel. Waarom zou God anders deze wereld met ons willen delen, mens willen worden en werkelijk de Immanuel zijn: God met ons? God weet het goed gemaakt. Hij maakt het goed. Voor ons. En dat niet als bij toverslag, maar als een weg die we met zijn hulp samen mogen – moeten? – gaan.
Dat doet echter ook een dringend beroep op ons eigen oordeelsvermogen.
Kunnen we dit zien en zijn we bereid het te erkennen voor wat het is?
En als we tot het oordeel komen, dat God hier daadwerkelijk in zijn zoon Jezus liefdevol, barmhartig, leven gevend en vrede stichtend onze wereld en onze levens binnenkomt, welke consequenties zijn we dan bereid daaraan te verbinden?
Blijven we toeschouwers, zodat we ons aan dit licht niet zullen branden? Of gaan we mee en wagen we de sprong?
Duiken we vanuit het duister naar het licht. Heus wel wetend dat we er nog lang niet zijn, maar met Jezus samen toch maar mooi een heel eind op weg en zeker de goede kant op gaan.