20 maart 2022

3e Zondag Veertigdagentijd (c)

Pastoor Harry Notermans

St. Jozefkerk, Waubach-Landgraaf



Lezingen:

Exodus 3, 1-8a.13-15

1 Korinte 10, 1-6.10-12

Lucas 13, 1-9



Wat hebben twintig eeuwen christendom in Europa ons gebracht?



We hebben God dieper leren kennen, door Jezus Christus, zijn eigen Zoon.

Het betekende een revolutie tegenover de godsdiensten van onze verre voorouders. De Romeinen vereerden goden en godinnen, zoals Mars en Juno. Die vind je nog terug in onze kalender: naar Juno, de godin van het licht, is onze maand juni genoemd. En Mars, de god van de oorlog, is de naamgever van de maand maart. Juist deze maand wordt Europa verschrikkelijk door oorlog geteisterd.



Ook de Germaanse goden hebben onze cultuur getekend. Denk aan Donar, de god van de donder, naar wie onze donderdag nog steeds is genoemd. De god van geweld en machtsvertoon, Thor, zoals hij heette in het Duitse Thüringen, waar Bonifatius de donar-eik kapte, en daarmee kapte hij met het magisch denken van de Germanen.



Niet langer hoeft Europa te sidderen van angst voor meedogenloze goden. Jezus heeft gebroken met die angst-cultuur. Hij heeft ons een barmhartige God leren kennen.

Jezus maakt duidelijk dat wat door Pilatus gebeurde in Galilea, het land van de heidenen, geen straf van God is, net zo min als dat met die toren in Jeruzalem, de heilige stad. En wat moedwillig door Pilatus werd gedaan is net zo min Gods hand als wat er toevallig gebeurde door die ingestorte toren.



God is geen god van donder en van straf, maar van geduld en van vergeving.

Maar wie van Hem een zoetsappig figuur wil maken, heeft het evangelie niet ten einde toe beluisterd. Drie jaar al wacht de heer van de wijngaard vergeefs op vruchten. Maar de wijngaardenier doet voorspraak: nog even geduld, ik zal mijn beste krachten ervoor geven dat de boom wel goede vruchten draagt. Zo niet, dan kappen we ermee. Er komt een laatste dag.



Zoals in deze oorlogsmaand het verschrikkelijke besef van een laatste dag op het netvlies staat van zoveel mensen in Oekraïne.

Mensen in Marioepol, die vandaag sterven van honger en uitdroging. Mensen in Afghanistan of zoveel landen waar ze sterven van geweld en van angst.



Deze maand werden wij in West-Europa wakker geschud uit de droom dat de verwarming altijd werkt en de supermarkt altijd betaalbaar eten biedt.

Wie zich in slaap laat wiegen door comfort, is niet voorbereid op de laatste dag. Maar wie beseft dat onze levensdagen eindig zijn, wie vruchten wil dragen van bekering, die schuift zijn bekering niet op.

Memento mori, gedenk dat gij zult sterven, zijn de kernachtige woorden die onze bisschop mgr. Harrie Smeets aan ons voorhield in zijn pastorale brief op Aswoensdag.



Gebruik je je levensjaren om te genieten van het leven? Of om je eigen leven uit te zuiveren zoals de wijngaardenier doet?

Om doelloos te zwerven en te mopperen in een woestijn, tot veertig jaar toe, zoals eens het Joodse volk? Of om af te sterven aan je weerstand tegen God, zoals Paulus in de tweede lezing aanhaalde?



Aan ons zijn geen veertig jaren woestijn gegeven, maar slechts veertig dagen vasten. Veertigdagentijd, tijd van ommekeer.

Het wordt tijd voor bekering. En ook: er is nog tijd voor bekering. Bekering van mijn eigen machtsvertoon, van mijn egoïsme, bekering van mijn harde woorden en van mijn gevoelloosheid naar de naaste die schreeuwt om hulp. Veertig dagen van bekering.



En die veertigdagentijd eindigt op een donderdag. Niet de donderdag van Donar, de god van gedonder en geweld, die zijn tegenstanders straft met harde hand. Maar Witte Donderdag, de dag waarop Jezus allen die zich willen bekeren, schoonwast met zijn eigen Bloed van het nieuwe verbond.

Jezus voorziet die avond dat Hij de dag erna zichzelf zal prijsgeven aan de boom van het kruis. Hij, die geduld had met de vijgenboom, geeft zichzelf prijs uit geduld met alle zondaars die zich willen bekeren.



In deze eucharistie en in elke eucharistie geeft Jezus zichzelf weg. Zijn heilig Lichaam en Bloed geven groeikracht aan ons, zodat we niet langer een dorre vijgeboom zijn, maar goede vruchten kunnen voortbrengen. Laten we ons voeden aan ons geloof in die goede God.