17e zondag door het jaar (c)

Mgr. Gerard de Korte

Sint-Janskathedraal te Den Bosch



Genesis 18, 20-32

Kolossenzen 2, 12-14

Lucas 11, 1-13

Rond gebed in onze cultuur valt het nodige te zeggen. De kloosters en abdijen, ook in ons bisdom zitten al voor maanden vol. Mensen verlangen naar een pauze. Even niet druk, druk, druk. Mensen verlangen naar rust en stilte. Maar ook naar het gebedsritme in de kloosterkapellen.



Er zijn echter ook andere waarnemingen. Voor veel tijdgenoten is God vervaagd. Meer een iets dan een Iemand.  Tegen  die achtergrond is het gebed dor geworden of weggevallen. Jaren geleden sprak een theoloog al over de biddeloosheid van de cultuur.

En dan hebben niet weinig mensen een druk en jachtig leven. Er blijft dan weinig tijd over voor stilte en reflectie. Weinig tijd over voor meditatie en gebed.



Vandaag mogen wij in de leer gaan bij twee grote figuren uit de Bijbel. Bij Abraham en bij Christus zelf. Wij kennen Abraham als aartsvader. Een man die vertrouwt op Gods roepstem. Hij breekt met het vertrouwde leven en gaat met God op reis.



Vandaag komt Sodom in beeld. In de Bijbel symbool van onrecht. Er klinkt een roep om wraak. Het onrecht moet gestraft worden. Maar dan komt Abraham in actie. Hij gaat met God in gesprek. Het kan toch niet zijn dat alle mensen in de stad onrechtvaardig zijn. En als een soort klant bij een marktkoopman gaat Abraham afdingen. Heer wees barmhartig, wees mild omwille van de rechtvaardigen in de stad.



Voor het gebed kunnen wij ook in de leer bij Jezus. Tijdens zijn openbaar leven neemt hij steeds tijd om te bidden. Jezus doet dat in de stilte van de natuur. Hij bidt in een van de synagogen, de joodse gebedshuizen. En bij gelegenheid van de feesten van Israël trekt hij naar de tempel van Jeruzalem.

Het gebed vormt een rode draad door het openbaar leven van de Heer. Het geheim van zijn leven is de vertrouwelijke omgang met God. Hij noemt God dan ook Vader. Het gebed geeft Hem de kracht om aan zijn roeping gehoor te geven. Zo blijft hij trouw ook als de vijand steeds dichterbij komt. Hij wordt gearresteerd, gemarteld en sterft biddend aan het kruis.

Hij gaat de dood in met de bede: Vader, in uw handen beveel ik mijn Geest.



Paulus brengt vandaag de dood van Christus ook ter sprake. Via de doop zijn wij met de dood van Christus verbonden, maar ook met zijn opstanding. Paulus kende nog voornamelijk de doop van volwassenen. Voor Paulus betekent de doop een sterven, een verdrinken in het doopwater.

En dan opstaan tot een vernieuwd leven. Een leven vanuit vergevende liefde. Onze zonden zijn vergeven. De Heer denkt niet meer aan onze liefdeloosheid. Wij mogen rechtop voor God staan. Biddend verbonden met de Heer en liefdevol en dienend met onze naasten.



Velen van ons delen in de verlegenheid van de cultuur als het gaat om het gebed. Bidden vraagt om de kracht van de Geest. Bidden vraagt ook om volharding en ordening. Niet voor niets kennen de kloosters vaste gebedsmomenten. Zo kunnen ook wij ons gebed koppelen aan vaste momenten. Het opstaan en slapen gaan. De drie maaltijden op de dag.

Door het gebed doorbreken wij de platheid van het bestaan. In kracht van de Geest kunnen wij God zoeken als een Vader. Als een God die ons troost én uitdaagt om Christus achterna te leven.