17e zondag door het jaar (b)
Mgr. Jan Liesen
H. Antoniuskathedraal te Breda

Lezingen:
2 Koninen 4, 42-44
Efeziërs 4, 1-6
Johannes 6, 1-15

"Zij aten en hielden nog over". De eerste lezing, broeders en zusters, beschrijft een voedsel-wonder, door de profeet Elisa bewerkt. Het is een soort voorafbeelding van de broodvermenigvuldiging door Jezus, die in het evangelie verteld wordt. Er zijn veel details in de twee verhalen die vergelijkbaar zijn. Er zijn ook verschillen: bij Elisa is er meer voedsel en zijn er minder mensen dan bij Jezus. Bij Elisa wordt het wonder bewerkt op basis van een woord van de Heer, een opdracht die hij ontvangen heeft, bij Jezus wordt het wonder bewerkt door zijn eigen kracht.

Ondanks deze verschillen is de overeenkomst toch verbazend. Wat moet je daarvan denken? Je kunt eruit afleiden dat Jezus niet handelt volgens eigen fantasie of inzicht, maar zich bewust houdt aan de Schriften, om die te vervullen, ook wanneer Hij ze overtreft.

Soms wordt de wonderbare broodvermenigvuldiging apart genomen, als een geïsoleerd incident in het leven van Jezus. En het wordt dan verklaard als een soort psychologische kettingreactie: vele mensen zijn bijeen, allen hebben honger, niemand durft zijn of haar mondvoorraad voor de dag te halen uit angst dat de anderen er ook iets van willen en er niets overschiet voor zichzelf. Jezus is niet bang, deelt het weinige dat Hij heeft uit en dat zou aanstekelijk werken zodat iedereen zijn voedsel voor de dag haalt en dan is er ineens genoeg voor iedereen.

Deze uitleg gaat in tegen de bedoeling van het evangelie en past in het geheel niet bij het leven van Jezus. Zijn hele leven staat in het teken van de Schriften. Tot in zijn laatste woorden aan het kruis staat Hem voor ogen dat Hij de Schriften volledig moet vervullen, opdat alles zou worden volbracht (Joh 19). Het eerste gespreksonderwerp op de dag van de verrijzenis tussen Jezus en zijn leerlingen, was dat Hij hun alles verklaarde wat in de Schrift op Hem betrekking had (Lk 24). Jezus is er zich altijd van bewust dat Hij de Schrift vervult. Hij leeft in gehoorzaamheid aan een plan van God.

Daarom geeft de eerste lezing met het broodwonder van Elisa ons het juiste perspectief op het evangelie. Jezus handelt niet willekeurig, of naar eigen goeddunken. “Hij zei dit om hen op de proef te stellen, want zelf wist Hij wel wat Hij ging doen". Jezus handelt "volgens de Schriften", – ook als Hij ze ver overtreft. Hij is niet gekomen om zijn eigen wil te doen, maar om de wil van de Vader te volbrengen (Joh). En de Vader wil dat niemand verloren gaat. Jezus leeft in gehoorzaamheid aan die wil en die liefde van de Vader, heel consequent tot het uiterste, tot het Hem zijn leven kost.
Dat leven in gehoorzaamheid aan God, dat perspectief op God, is iets dat de mensen in het evangelie nog niet zien. Wat ze zien, is een teken, en wat ze begrijpen is dat de Messias gekomen is, maar dan een Messias zoals ze die zich zelf voorstellen: een politieke leider, een koning. En daarvan trekt Jezus zich terug, in het gebergte, geheel alleen.

Daar stopt dit evangelie, maar waar het evangelie stopt, daar beginnen wij, met onze eucharistieviering. Zoals de eerste lezing het juiste perspectief biedt op het evangelie, zo biedt het evangelie het juiste perspectief op deze eucharistie, op het breken van het brood dat de gedoopten doen op de eerste dag van de week. Het gaat om de aanwezigheid van God en om het leven in gehoorzaamheid aan God.
Het eerste – de aanwezigheid van God – wordt ons gegeven: God komt aanwezig, in ons samenzijn hier, in zijn woord, en in zijn Sacrament. In de gedaante van het gebroken brood ontvangen we het Lichaam van Christus, dat gebroken is voor ons heil.
Het tweede – het leven in gehoorzaamheid aan God – is iets wat wij kunnen geven aan God door aan te sluiten bij Jezus, door te participeren in wat Hij doet, door echt met Hem te communiceren.

En dat is minder eenvoudig dan het lijkt; het is iets wat alles van ons vraagt: onszelf in dienst stellen van het plan dat God heeft met de wereld en met ieder van ons. Wij hebben dit uur vrijgemaakt om de eucharistie te vieren. Wat doen we dan na dit uur?
Is dit een geïsoleerd moment dat geen betrekking heeft op de rest van de dag of de week?
Is die tijd helemaal van ons om naar eigen believen in te richten, of durven we ons serieus die vraag stellen: hoe kan ik mee doen, als gedoopte leven, met God voor ogen?

Ik wens ieder van ons toe, dat wij zo deze eucharistie mogen vieren als gedoopten, als mensen die hun leven stellen onder het teken van de Vader, de Zoon en de heilige Geest.