8e Zondag door het jaar (c) / Vastelaovend

Deken Ed Smeets

Sint Petrus Banden Kerk, Venray



Lezingen:

Ecclesiasticus 27, 4-7

1 Korintiers 15, 54-58

Lucas 6, 39-45

Misschien denkt u - en dat is best waar -

“Die woorden van de Heer zijn toch wel wat zwaar,

dat is toch niks voor deze gekke, dolle dagen?”

Nou, daar wil de Heer zich dan nog wel aan wagen!



Want waar het om te doen is, dezer dagen en nu in de kerk,

dat is juist hoe wij omgaan met elkaar en met Gods werk.

We nemen ons op de korrel, dat doen we niet voor niets:

we willen ervan leren, wellicht verbetert er iets!



Precies zo dacht ook Jezus, en dus houdt Hij ons voor:

“Menslief, wees aandachtig en heb jezelf goed door,

wees eerlijk, een flinke meid, een stevige vent,

die allereerst zichzelf van binnen en van buiten kent”.



Want wil je wat betekenen, voor wie dan ook of wat,

zorg dan dat je allereerst jezelf heel goed schat.

Want niks is zo schijnheilig, verkeerd en hypocriet

dan hij die louter altijd andermans fouten ziet.



Een mens een mens, een woord een woord,

wat schuilt in ons hart vloeit uit onze monden voort.

De woorden die wij spreken, waarachtig of maar schijn,

laten helder zien hoe we van binnen zijn!



Juist als christenen, maar ook als carnavalist,

zoeken we naar oprechtheid, die wordt niet betwist.

Geen holle woorden, of alleen maar ‘sjaele kal’

maar Jezus’ woord van binnen, dat bepaalt het al…



Hoe gaan wij mensen om, met God en met elkaar?

Dat raakt in deze lezing juist de gevoelige snaar!

Jezus spreekt van een blinde, een man die het zelf niet ziet,

en die desondanks zo nodig toch een ander wat gebiedt.



Zo storten beiden samen diep in het ravijn,

want hoe kun je iemand helpen - en daar zit het venijn:

als je zomaar iets begint, zonder kop of zonder staart,

dat is - kijk maar naar die blinden - niet de moeite waard.



En dan gaat Jezus verder met die leraar en student:

je wilt daar overtroeven, dat jij zelf de beste bent.

Maar al dat redeneren en ook dat machtsvertoon,

God vindt het maar ijdel: doe toch normaal, gewoon.



Want je kunt nou eenmaal echt niet solo en alleen,

de mens leeft niet op zijn eentje, dat redt gewoon geeneen.

Dus hou toch op met meten, en stel je dienstbaar in

dan kun je veel betekenen, dan krijgen je diensten zin.



En dan - dat is het ergste - dat is pas fataal,

de meesten hebben er last van - of eigenlijk allemaal,

iemand maakt een fout en je springt er bovenop

dat bedoelt hier Jezus met “Je hebt een balk voor je kop”.



Want wij mensen zijn zo, ons geweten kent een rek:

gaat het om een ander, dan kijken we ‘m aan met onze nek.

Maar zijn we zelf fout en peuteren wij ernaast:

dan is ons oordeel milder, en vergeten we het haast.



We zijn toch graag zo streng en keihard voor de ander,

en voor onszelf zo zachtjes, voorzichtig, o zo schrander.

Ben ik het die hier blundert, da’s gauw weer goedgepraat,

maar is het van een ander, die zal weten waar hij staat.



Nu zou je haast gaan denken: wat vreemd en ongehoord

mag je dan niks meer zeggen wat je aan anderen stoort?

Moet je dan maar alles voortdurend tolereren?

Mag je dan ook nooit meer terecht je eens verweren?



Dat is geen essentie van Jezus zijn verhaal,

dat is niet het wezen van evangelietaal,

want Jezus wil niet zeggen: “Laat maar allemaal gaan,

ben maar stil en hou je rustig, eens is het gedaan...”.



Nee, dat is toch niet de christen, zoals de Heer die droomt,

niet iemand die zich heimelijk in een hoekje verschroomt.

Het is hier niets voor watjes, voor doetjes, of labielen,

maar wel voor mensen die eerlijk anderen willen bezielen.



Voor hen die investeren in zichzelf en in de rest,

die eerlijk zijn en open, in wie Gods Geest graag nest.

En die een ander helpen, soms ook zeggen waar het op staat,

maar die het ook bij zichzelf niet allemaal slingeren laat.



Het gaat niet om een foutje, een blunder, een akkefiet;

het gaat om onze houding, wat binnenin geschiedt.

Of we eerlijk zijn en open, eenvoudig en oprecht

of onze woorden en onze daden hartelijk zijn en echt.



We kunnen ons mooi voordoen, heel aardig, devoot en vroom,

toch zegt Jezus: “Luister, aan de vrucht herken je de boom.

Wat doe je en wat zeg je, wat meen je en wat is maar flut?

Dat is waar uiteindelijk je geloofwaardigheid op stut!”



God droomt van ieder mens, Hij heeft een ideaal,

en dat is juist de clou van dit verhaal:

Hij wil dat wij oprecht zijn, Hij hoopt dat het ons lukt

om heel te zijn en eerlijk, mensen uit één stuk.



En dat we dan zijn liefde delen met elkaar,

van ganser harte en ook nog heel het jaar.

Gastvrij, betrokken, met een lach en met een traan,

dan is het met mokken en jokken resoluut gedaan!



Het zijn nu weer de dagen dat we flink eens mogen gekken

we maken leuke humor en trekken gekke bekken,

maar laat ons nooit vergeten de boodschap van de Heer:

“Kijk eerst eens in de spiegel en bedenk dan keer op keer:



Waar het hart van vol is, daar loopt de mond van leeg!

Dus vul je hart met liefde en breng in je leven teweeg

dat een ander en ook God zelf zich graag in jou herkent

omdat je in alles laat zien dat je van Christus bent.



Ach, wat zeen veer blie dat v’r noe weer maoge viere!

Wat unne beroerde tied, wat höb v’r motte lieje?

Al drie jaor dezelfde prins – Jeroen: dan geit ut ech neet fraai,

en in 2 jaor d’r 3e Opperpiëlhaas? Nounounounou Venray!

 Och, wat zijn we blij dat we weer mogen vieren,

wat een beroerde tijd, wat hebben we geleden.

Al drie jaar dezelfde prins, Jeroen: dat gaat het echt niet fraai!

En in twee jaar drie burgemeesters? Nou, nou, Venray!




Mér ja, v’r maoge wiejer, ut leid is noe geleje

V’r höbbe taege corona sjouder aan sjouder gesjtreje,

en sjös noe mit vastelaovend geit ut dörp weer aope.

God dank, God dank, wae hauw dat durve haupe?



Maar we mogen verder, het leed is nu geleden.

We hebben tegen corona schouder aan schouder gestreden.

En juist met carnaval gaat het dorp weer open.

God dank, wie had dat durven hopen?




Ut is weer vastelaovend: bie un glaas beer of bie unne borrel

numme veer ons ongerling ‘ns sjtevig oppe korrel.

En mit un knipauch en veural onger Gods zaege

komme v’r ons zondig, maondig, dinsdig mer auch goonsdig hie gaer taege!



Het is weer carnaval: bij een pilsje of een borrel

nemen we onszelf onder elkaar op de korrel.

En met een knipoog en vooral onder Gods zegen

komen we elkaar zondag, maandag, dinsdag… maar ook woensdag hier graag tegen!