Werd Panzerkardinal Ratzinger een Panzerpapst toen hij tot het hoogste kerkelijke ambt was gekozen? Een analyse van de pontificale stijl van Benedictus XVI (2005-2013) door onze redacteur Christian van der Heijden.
Heel gek, maar ik heb een helderdere herinnering aan het aantreden van Ratzinger als paus dan aan dat van Bergoglio. Als internetredacteur van KRO/RKK was ik zowel in 2005 als in 2013 naar Rome gestuurd om verslag te doen van het conclaaf en alles wat er aan voorafging en er direct op volgde.
Na het overlijden van Johannes Paulus II hadden de media nauwelijks aandacht voor de Spaanse kardinaal Eduardo Martínez Somalo, die tijdens de sedisvacatie als camerlengo van de Apostolische Kamer het dagelijkse bestuur van de Kerk van Rome waarnam. De spotlights waren eerder gericht op de man die tijdens het interregnum sterk aan de touwtjes leek te trekken en dat was Joseph Ratzinger. Deze prelaat uit Beieren was in 1981 door de Poolse paus naar Rome gehaald om de Kerk te beschutten tegen ketterijen. Als prefect van de Congregatie voor de Geloofsleer vervolgde hij tal van bevrijdingstheologen en sprak hij veroordelingen uit van kerkelijke praktijken die tegen de katholieke leer indruisten. Zijn bestrijding van de vrijzinnigheid, gecombineerd met zijn Duitse nationaliteit, leverde hem de bijnaam Der Panzerkardinal op. Ongetwijfeld zal ook zijn (gedwongen) lidmaatschap van de Hitlerjugend een rol hebben gespeeld bij deze karakterisering.
In 1993 werd de zoon van een Beierse gendarmeofficier door Johannes Paulus bevorderd tot de allerhoogste kerkelijke rang: de orde der kardinaal-bisschoppen. Voortaan was hij titularis van Velletri-Segni, een van de zetels van de zogeheten suburbicare bisdommen, de diocesen rondom de stad (urbs) Rome. In 2002 werd hij door zijn collega’s gekozen tot deken van het Kardinalencollege, waardoor hij tevens kardinaal-bisschop van Ostia werd. Als deken runde Ratzinger de voorbereiding van het conclaaf en speelde hij een belangrijke rol tijdens de uitvaart van Johannes Paulus II op 8 april.
De nacht vóór de uitvaart had het gebied met een straal van enkele kilometers rond het leeggemaakte Sint-Pietersplein volgelegen met op straat slapende mensen. Zelf had ik de nacht, wakende, doorgebracht in de Friezenkerk. Dit godshuis voor Nederlandse pelgrims was bezet met vooral Oost-Europeanen. Ze lagen overal, niet alleen in de kerk, ook op het pleintje en de grote trap aan de Borgo Santo Spirito.
Een paar uur vóór de grote afscheidsviering stroomde Piazza San Pietro vol. Er stond een sterke wind. De celebranten in wapperende rode kazuifels moesten hun mijters goed vasthouden. Op het plein stond een groepje leden van de lekenbeweging Focolare met een spandoek waarop gekalkt stond: Santo Subito. Van een canonisatie van Karol Wojtyła per acclamatie kwam het echter niet, maar Ratzinger zou er later alles aan doen om de Poolse paus in recordtempo tot de eer der altaren te verheffen.
Overal klonk op die achtste april vanuit de speakers op het Sint-Pietersplein en ver daarbuiten de lijzige en zijige stem van de hoofdcelebrant van de uitvaartmis: Joseph Ratzinger. Tien dagen later hoorde de menigte wéér diezelfde stem. Dit keer was de kardinaal-deken, die op 16 april de leeftijd van 78 had bereikt, de hoofdcelebrant van de voornaamste liturgische viering die direct aan het conclaaf voorafging: de Missa Pro Eligendo Romano Pontifice (‘mis voor het kiezen van de Romeinse pontifex’).
De homilie die hij toen in de ochtend van 18 april hield, maakte grote indruk op zijn medekardinalen. Zo groot, dat hij wellicht daaraan zijn verkiezing tot bisschop van Rome te danken heeft. Vooral deze passage bleef hangen: “Vaak wordt tegenwoordig het hebben van een duidelijke geloofsovertuiging, gebaseerd op het Credo van de Kerk, bestempeld als fundamentalisme. Terwijl het relativisme, dat wil zeggen zich heen en weer laten slingeren, meegesleept door elke doctrinaire wind, de enige houding lijkt te zijn die de moderne tijd aankan. We bouwen aan een dictatuur van relativisme, die niets als definitief erkent en waarvan het uiteindelijke doel uitsluitend bestaat uit het eigen ego en de eigen verlangens.”
Hier stond een man die, zelf opgegroeid in een dictatuur, de seculiere wereld eens goed de oren waste. Zijn meester, Johannes Paulus II, was hem daar in voorgegaan. Het fundament van die moderne wereld – had Ratzinger eigenlijk niet ‘postmodern’ moeten zeggen – is volgens hem los zand en niets anders dan de grilligheid van het dikke ik. Daartegenover plaatste hij de keiharde rots waarop Christus zijn Kerk vestigde. Terwijl de slappelingen die met alle winden meewaaien het natuurlijk besef van het onderscheid tussen goed en kwaad omver laten blazen, kunnen de standvastige christenen aan de relativistische dictatuur ontkomen door hun leven te bouwen op de grondvesten van de absolute waarheid, zo verkondigde de deken van het Kardinalencollege.
Ratzinger besloot zijn homilie met het uitspreken van zijn dank voor het pontificaat van Johannes Paulus en zijn hoop dat diens opvolger de mensheid eveneens zou voeren naar de kennis van Christus. Het conclaaf kon beginnen. Nog diezelfde dag lieten 115 kardinalen zich in de Sixtijnse Kapel ritueel opsluiten. Bijna een etmaal later was er witte rook.
Op het moment van het Habemus Papam stond ik vlak bij de obelisk. “Eminentissimum ac reverendissimum dominum”, zei de Chileense kardinaal Jorge Medina Estévez met veel gevoel voor drama tot de menigte, “dominum Josephum …. (hier pauzeerde Medina enige ogenblikken) … sanctae Romanae ecclesiae cardinalem Ratzinger”. De grote antirelativist en profeet van de absolute waarheid was nu de nieuwe Romeinse pontifex.
Ik weet nog goed dat ik vooral boos en teleurgesteld was. Net als vele andere Nederlandse katholieken wilde ik verrast worden door iemand die een nieuw geluid zou laten klinken. Maar niet deze Duitser, die we al zo vaak hadden gehoord. Tussen de duizenden gelovigen die die avond juichten van vreugde, voelde ik me een Fremdkörper. Als verslaggever had ik uiteraard geen tijd om lang stil te staan bij mijn gevoel van deceptie. Ik moest aan de slag en kond doen van de perceptie om mij heen.
Dagen verstreken en het Vaticaan maakte zich op voor de inauguratie van Benedictus XVI. De pers werd ingelicht over een noviteit. De nieuwe bisschop van Rome had namelijk gekozen voor een andere vorm van het pallium. De oplegging van dit parament is een van de voornaamste rituelen van de installatie van een nieuwe paus. In plaats van een bijkans ronde wollen schouderband, wilde Ratzinger dit teken van metropolitaan gezag de vorm teruggeven die het in een ver verleden ooit had gehad. De band had hij breder laten maken en de op het pallium geborduurde kruisjes waren op zijn bevel niet meer zwart maar rood van kleur. Bovendien zou het langste deel van de band aan de linkerkant afhangen. Deze versie van het pallium was volgens hem oorspronkelijker. En dat lijkt te kloppen, want in de abdij van Subiaco bevindt zich een fresco van paus Innocentius III, die een pallium in die vorm draagt. Bovendien, zo beweerde de Vaticaanse persdienst, sloot deze schouderband beter aan bij het Byzantijnse type van dit rangonderscheidingsteken. Daarmee zou ook aangegeven zijn dat de bisschop van Rome de opperherder is van de universele kerk en niet alleen die van het Westen.
Beetje aanstelleritis zo’n verandering, dacht ik aanvankelijk, maar toen ik de van tevoren aan de pers verstrekte tekst van Benedictus’ homilie had gelezen, herzag ik mijn mening. De nieuwe of volgens hem antieke vorm van het pontificale pallium symboliseerde volgens hem beter het herderschap van Jezus.
“Dit oude teken, dat sinds de vierde eeuw door de bisschoppen van Rome wordt gedragen”, zei de in een goudkleurig kazuifel gehulde Benedictus XVI in zijn homilie van de inauguratiemis op 24 april, “is in eerste instantie misschien gewoon een beeld van het juk van Christus dat de bisschop van deze stad, de dienaar der dienaren Gods, op zijn schouders neemt.”
Maar de symboliek van het pallium heeft volgens de Duitse paus een concretere betekenis: “Geweven uit de wol van lammeren, wil het pallium het verloren lam voorstellen of zelfs het zieke en zwakke lam dat de herder op zijn schouders neemt en naar het water van het leven draagt.”
Benedictus legde vervolgens uit dat de Zoon van God de hemelse majesteit had verlaten om als een barmhartige herder de verloren mensheid te redden. Het geïncarneerde Woord laadt haar op zijn schouder, draagt onze menselijkheid en geeft zijn leven. “Het pallium zegt ons in de eerste plaats dat wij allen door Christus gedragen worden. Maar tegelijkertijd roept het ons op om elkaar te dragen. Zo wordt het pallium een symbool van de zending van de herder”, aldus de pas aangetreden paus bij de rituele markering van het begin van zijn pontificaat. De breed aangekondigde vormwijziging van een stuk textiel vestigde op een prachtige wijze de aandacht op Christus’ herderschap.
Later bleek nog eens dat Benedictus’ aandacht voor liturgische kledij geen ijdeltuiterij was. Dat was wel het beeld dat velen van hem hadden, vooral nadat het gerucht was verspreid dat hij zijn rode schoenen door Prada zou hebben laten ontwerpen. Ook dat hij de eeuwenoude camauro, de met hermelijnbont gevoerde rode pausmuts, uit de mottenballen had gehaald, droeg aan dat imago bij. Maar zijn gewoonte om tijdens een pontificale mis onder zijn kazuifel ook een dalmatiek te dragen, wat vóór Vaticanum II overigens voorschrift was, geeft niet bepaald blijk van ijdelheid. Een bisschop is immers ook diaken, dat wil zeggen een helper van de concrete gemeenschap van christengelovigen. Door als paus het diakengewaad te dragen gaf Benedictus uiting aan wat Jezus tegen zijn leerlingen zei: ‘Wie onder u de eerste wil zijn moet de dienaar van allen zijn’ (Mc. 10,40).
Ook begon Benedictus tijdens plechtige missen boven het kazuifel en onder het pallium de zogenoemde fanon weer te dragen. Sinds het laatste concilie was dit rondvormige en gestreepte gewaad in onbruik geraakt. Het symboliseert de functie van de opvolger van Sint-Petrus: het ‘grote schild van het geloof’ (Ef. 6,16) te zijn. Zo werd de Panzerkardinal een Panzerpapst. Als paus dient hij immers garant te staan voor de zuivere overdracht van de leer der apostelen door de geloofsgemeenschap te bepantseren tegen dwaalleren.
De paus die zo veel waarde hechtte aan de symboliek van paramenten, zou op maandag 11 februari 2013 in het Latijn zijn aftreden aankondigen. De man die hem dertig dagen later zou opvolgen, hecht maar weinig waarde aan uiterlijkheden. Franciscus draagt nog altijd die saaie mijter. Het verbaast me eigenlijk dat hij het gebruik van dat merkwaardige hoofddeksel niet allang heeft afgeschaft. Ook zien we dat hij het door Benedictus afgedankte pallium draagt. En als hij presideert in een pontificale hoogmis zal men geen dalmatiek onder zijn kazuifel zien, laat staan een fanon op zijn schouders. De Argentijnse jezuïet, die trouwens vaak zijn waardering uitspreekt voor zijn nog levende voorganger, heeft geen stoffen pantser nodig om zijn petrinische taak helder voor het voetlicht te brengen. Als Bergoglio ten tonele verschijnt is het vooral zijn ontwapenende charisma dat zoveel katholieken en niet-katholieken raakt. Met pracht en praal hou je Christus’ Kerk niet overeind, meent hij oprecht. Met kostbare paramenten sticht je misschien nog slechts een handjevol gelovigen, terwijl de grote massa zich vooral lijkt te laten inspireren door eenvoud. Ik zeg ‘lijkt’, want ik moet het nog zien of de paus voor diezelfde massa een factor van betekenis in de wereld zou blijven zonder zijn enorme basilieken, zonder zijn soevereine staat, zonder zijn leger geüniformeerde clerici, zonder zijn staatsbezoeken, zonder de inkomsten van musea met kunst van onschatbare waarde en zonder zijn Amerikaanse sponsoren. Als het hoofd van de Katholieke Kerk zich zou ontdoen van zijn soevereiniteit, zou zijn liturgische soberheid dan nog steeds zo’n indruk maken? Ik betwijfel dat ten zeerste. Ik beweer dat Franciscus’ eenvoud maximaal effect voor de beeldvorming sorteerde, juist omdat het afstak tegen het decor van het pontificale theater.
Ratzinger begreep als geen ander dat uiterlijk vertoon an sich waardeloos is, maar een bezield uiterlijk vertoon refereert aan een werkelijkheid die het menselijk bestaan ver overstijgt. De Katholieke Kerk moet het per definitie hebben van symboliek en beeldspraak. Hoe komt Christus anders werkzaam in het midden der gelovigen, dan door de sacramenten, die een eenheid zijn van woord en teken.
Benedictus XVI geloofde in de Feierlichkeit van het sacramentele leven van de Kerk. Dat hij op hoogfeestdagen het liefst een gouden kazuifel droeg, was niet omdat hij zo’n showbink was, maar omdat hij daarmee wilde aangeven dat hij optrad in de persoon van Christus, de koning van hemel en aarde, wiens stadhouder hij was en die volgens Sint-Mattheüs vlak na zijn geboorte goud, wierook en mirre geschonken kreeg. In een wereld die dat niet begrijpt, komt een Bergoglio op afgetrapte veterschoenen misschien beter van pas. Maar in een geloofsgemeenschap die het moet hebben van uiterlijke tekenen die verwijzen naar een onzichtbare wereld, is het gebruik van kostbaar materiaal in de eredienst, allerminst decadent. Sint-Franciscus van Assisi, die tot diaken was gewijd, was toch ook geen blingblingmonnik toen hij in de kerstnacht van 1223 een kostbare dalmatiek over zijn afgeleefde pij droeg om het Kindeke Jezus te aanbidden.
Dit artikel verscheen eerder in het boek De erfenis van Benedictus XVI (maart 2022), Anton ten Klooster & Arnold Smeets (Eds.), bij uitgeverij Adveniat, Baarn.