Almere, 16 december 2020 – Onlangs verscheen bij uitgeverij Parthenon De Deetman files van Patrick Chatelion Counet. In dit boek geeft de voormalige secretaris van de Konferentie Nederlandse Religieuzen (KNR) een anekdotisch verslag van tien jaar omgang met het dossier van kindermisbruik in de Katholieke Kerk in Nederland. De auteur concludeert dat de onafhankelijke commissie-Deetman een van de belangrijkste principes van de Nederlandse rechtsstaat met voeten heeft getreden: verdachten werden als daders aangemerkt en hun schuld werd voorondersteld. Ook betuigt hij dat de uitkomsten van het onderzoek het actuele kindermisbruik in de schaduw stelt.
Chatelion Counet is jurist, theoloog, canonist en exegeet van het Nieuwe Testament. Hij was hoofd bureau en secretaris van de KNR en bijzonder hoogleraar Bijbel in de Nederlandse Cultuur aan de Universiteit van Amsterdam. Tien jaar lang was hij woordvoerder in misbruikzaken voor de kloosters, ordes en congregaties.
In zijn nawoord zegt de auteur dat zijn verslag vanachter de schermen van de totstandkoming van het onderzoek van de commissie-Deetman, wellicht op weerstand zal stuiten. “Ik zal de handen (…) ook wel niet op elkaar krijgen voor een boek dat [he]t aspect – onterechte beschuldigingen, oneerlijke processen, gepresumeerde schuld in plaats van onschuld – aan de orde stelt.”
“Het belangrijkste principe van de Nederlandse rechtsstaat dat burgers (ook geestelijken en religieuzen zijn burgers) recht hebben op een eerlijk proces – hetwelk inhoudt dat zij het recht op verdediging hebben, gehoord worden en dat hun onschuld wordt voorondersteld totdat het tegendeel is bewezen – is met voeten getreden”, schrijft Chatelion Counet, die aan de KU Nijmegen (1980-1983) en de KU Brabant (1985-1987) ‘Grondslagen van het Recht en Rechtstheorie’ doceerde.
“De Kerk heeft een onafhankelijke Stichting in het leven geroepen, de Stichting Beheer & Toezicht, die een klachtprocedure heeft ontwikkeld – met toestemming van de Kerk (betaald en gefaciliteerd door de Kerk) – waarin alle aandacht naar de klagers en slachtoffers uitging en nauwelijks of geen aandacht naar de aangeklaagde partij. Niemand in Nederland die daar ook maar één seconde om maalde. Een heel enkele keer, in de zaak Gijsen bijvoorbeeld, meldde zich een advocaat om te verklaren dat die procedure onmenselijk was om vervolgens te worden weggehoond”, aldus Chatelion Counet.
“Een tweede laag in dit boek, misschien minstens zo belangrijk, zijn de cijfers die door de commissie-Deetman over het kindermisbruik naar voren zijn gebracht. Ik heb meer dan sterke argumenten dat deze cijfers zwaar overdreven zijn. Ze zouden althans zeker opnieuw moeten worden onderzocht. Deetman houdt de archieven evenwel angstvallig gesloten”, schrijf Chatelion Counet.
De auteur zegt het vermoeden te hebben “dat de cijfers zo opmerkelijk (en ongerechtvaardigd) hoog uitvallen omdat Deetman daarmee wilde aantonen – tegenover slachtofferorganisaties die hem verweten dat hij in opdracht van de Kerk werkte en die hij in zijn kamp wilde trekken –, dat hij onafhankelijk was (‘Kijk eens hoe zwart ik de Kerk afschilder!’)”.
Als meest kwalijke van “dit scorebordonderzoek en die etalagecijfers” noemt Chatelion Counet het in de schaduw stellen van het “werkelijke” probleem: “het actuele kindermisbruik dat de Nederlandse maatschappij teistert”.
“De vele honderdduizenden kinderen die er sedert het Deetmanonderzoek zijn misbruikt (Nationaal Rapporteur Bolhaar spreekt van 62.000 kinderen jaarlijks!), zijn door de spectaculair gebrachte kinderaantallen van het Deetmanonderzoek achter de horizon verdwenen alsof ze niet bestaan. Mijn boek is een oproep om het probleem van het kerkelijk misbruik dat tot het verleden behoort (begraven met het sluiten van de internaten in 1980) de actuele problematiek van kindermisbruik in Nederland (dat gigantisch groot is) niet te laten overstemmen. Men kan in Nederland niet over misbruik beginnen zonder de Kerk als eerste te noemen. Dat is een vertekening van het feitelijke probleem.”
Als derde laag van zijn boek noemt de auteur de wijze waarop de pers en media met de problematiek van het kerkelijk misbruik zijn omgesprongen. Vooral het NRC is volgens Chatelion Counet een aantal malen de fout ingegaan. “De beschuldigingen werden vaak zonder controle of eigen onderzoek door andere kranten en in de media overgenomen.”
De Nederlandse Bisschoppenverklaring publiceerde op 14 december een verklaring naar aanleiding van het verschijnen van ‘De Deetman files’. Opmerkelijk is dat zij daar niet ingaat op wat de voormalige KNR-secretaris schrijft.
De KNR schrijft in een reactie op het boek: “De auteur heeft geen instemming van het Bestuur van de KNR gezocht voor de publicatie van dit boek. Het Dagelijks Bestuur heeft aan de auteur gevraagd van publicatie af te zien. De verantwoordelijkheid voor de inhoud van deze publicatie ligt volledig bij de auteur.”
De KNR verklaart verder achter de lijn te staand die zij gezamenlijk met de Nederlandse Bisschoppenconferentie heeft gevolgd bij het omgaan met de meldingen van seksueel misbruik binnen de Katholieke Kerk in Nederland. “Aandacht voor het leed van de slachtoffers en recht doen aan hen, staat daarbij centraal.”