Pope Leo XIV arrives in the popemobile at the tomb of Saint Charbel Makhlouf in Annaya, north of Beirut on December 1, 2025. Pope Leo XIV is set to urge peace and unity on his second day in Lebanon on December 1, 2025, bringing a message of hope to young people whose faith in their crisis-hit country has dwindled. AFP

Beiroet, 1 december 2025 Leo XIV heeft vanochtend het graf van Sint-Charbel Makhlouf (1828-1898) bezocht. Het stoffelijk overschot van de beroemde kluizenaar bevindt zich in het Sint-Maronklooster in Annaya in de Beqaa-vallei in het noorden van Libanon. Nooit eerder pelgrimeerde een paus naar het graf van de Libanese monnik, over wie vele wonderverhalen worden verteld.

Op de kronkelige wegen die naar het maronitische klooster in een grot in het Libanongebergte leiden, stonden vanochtend vele gelovigen paus Leo toe te juichen.

Aangekomen bij het klooster betrad de bisschop van Rome de kleine stenen grot met zijn gewelfde plafond. Terwijl een koor zong, knielde hij neer om te bidden bij het graf van de in 1977 gecanoniseerde monnik.

“De Heilige Geest heeft hem gevormd zodat hij degenen die zonder God leven kon leren bidden, degenen die in lawaai leven kon leren zwijgen, degenen die opzichtig leven kon leren bescheiden te zijn, en degenen die rijkdom zoeken kon leren arm te zijn”, zei de paus in zijn toespraak tot de gelovigen in het maronitische klooster.

“Zusters en broeders, vandaag vertrouwen we de noden van de Kerk, Libanon en de wereld toe aan de voorspraak van de heilige Charbel. Voor de wereld vragen we om vrede. We smeken er vooral om voor Libanon en voor de hele Levant. Maar we weten heel goed – en de heiligen herinneren ons eraan – dat er geen vrede is zonder bekering van het hart. Moge de heilige Charbel ons daarom helpen ons tot God te wenden en om de gave van bekering voor ons allen te vragen”, aldus Leo.

Terwijl buiten de regen op de binnenplaats neersloeg, werden er bidprentjes met het portret van Sint-Charbel uitgedeeld aan de aanwezige gelovigen.

Pope Leo XIV prays in front of the tomb of Saint Charbel Makhlouf at the Monastery of Saint Maroun, in the mountainous village of Annaya on December 1, 2025.  Domenico Stinellis / POOL / AFP

LEVENSLOOP

Youssef Makhlouf werd geboren als zoon van Antoun Zaarour Makhlouf en Birgita Chidiac, eenvoudige maronitische boeren in Beka Kafra, Noord-Libanon. Hij was het jongste kind in een gezin met vijf kinderen en groeide op in een diep religieuze omgeving, wat bij hem al op jonge leeftijd een sterke liefde voor gebed aanwakkerde. Zijn vader overleed toen Youssef slechts vier jaar oud was.

Op 23-jarige leeftijd verliet Youssef in 1851 zijn familie om in het klooster van Onze-Lieve-Vrouw van Mayfouk in te treden. Zijn familie probeerde hem daar te bezoeken, maar hij weigerde hen te ontvangen en liet zijn moeder de volgende boodschap overbrengen: “We zullen elkaar weerzien en omarmen in de hemel.”

Na een jaar in Mayfouk werd hij overgeplaatst naar het klooster van Sint-Maron, waar hij de kloosternaam Charbel aannam. In 1853 legde hij zijn definitieve geloften af en voltooide hij zijn theologische studies. In 1859 werd Charbel tot priester gewijd. Hij keerde terug naar het klooster in Annaya, waar hij zestien jaar lang in gebed en afzondering leefde. In 1875 trok hij zich terug in een afgelegen kluis, gewijd aan de heilige apostelen Petrus en Paulus, waar hij een leven leidt van extreme ascese, gebed, en toewijding aan God. Zijn dagen draaiden om de viering van de eucharistie, handenarbeid en het bidden van de rozenkrans. Hij stond bekend om zijn wijze en eenvoudige spirituele adviezen aan bezoekers.

Op 16 december 1898 werd pater Charbel tijdens de mis getroffen door een verlamming. Acht dagen later, op 24 december, stierf hij tijdens de kerstnachtdienst. Kort na het overlijden merkten zijn medebroeders merkwaardige verschijnselen op. Tijdens de wake rond zijn lichaam zagen ze een licht dat uit het tabernakel kwam en zijn overleden lichaam verlichtte. Al snel werd ook een bloedachtige vloeistof waargenomen die uit zijn lichaam sijpelde. Charbel werd, volgens de traditie van zijn kloosterorde, zonder kist begraven.

De nacht na zijn begrafenis, van 25 op 26 december, verschenen er onverklaarbare lichten boven zijn graf. Boeren en Turkse soldaten zagen deze lichten van verre en kwamen informeren bij het klooster. De monniken, die hetzelfde fenomeen waarnamen, konden de bron van het licht niet vinden.

Het nieuws over Charbels heiligheid verspreidde zich snel. Steeds meer mensen kwamen bidden bij zijn graf en vroegen om zijn voorspraak, vooral zieken die genezing zochten. Na 45 dagen besloten de kerkelijke autoriteiten tot een eerste opgraving op 8 februari 1899. Tot verbazing van iedereen bleek Charbels lichaam ongeschonden en soepel, zonder enige tekenen van ontbinding. Het werd schoongemaakt, in nieuwe kloostergewaden gehuld en in een houten kist gelegd, die in de kloosterkapel werd gemetseld.

Al snel begon er echter een bloedachtige vloeistof door de muur van het graf te sijpelen. Op 15 april 1899 vondt een tweede opgraving plaats, in aanwezigheid van artsen. Zij constateerden dat er een olieachtige vloeistof, die naar vers bloed rook, uit Charbels lichaam sijpelde. Deze afscheiding was zo overvloedig dat zijn kloostergewaden opnieuw moesten worden vervangen. De kist werd opnieuw ingemetseld, maar de afscheiding bleef doorgaan tot 1927.

De verschijnselen werden gerapporteerd aan het Vaticaan. Dat leidde ertoe dat in 1929 zijn canonisatieproces van start ging. Paus Paulus VI verklaarde hem in 1965 zalig en in 1977 heilig.

Het Sint-Maronklooster is een bedevaartsoord. Ondanks de toeloop van pelgrims slagen de monniken erin de rust te bewaren rond hun klooster. Dag en nacht worden er invaliden naartoe gebracht en het aantal krukken en andere paramedische hulpmiddelen, die met tientallen aan de muren hangen, neemt voortdurend toe, evenals de ex-voto's van dankbaarheid aan God en aan de voorspraak van de heilige Charbel.