Detail van een portret van paus Pius VI door Pompeo Batoni.

Rome, 4 januari 2023 - Het is een unieke aangelegenheid: een regerend paus die voorgaat in de uitvaart van zijn directe voorganger. Dat zal morgenochtend het geval zijn als paus Franciscus presideert in de requiemmis voor emeritus paus Benedictus XVI. Geheel zonder precedent is het echter niet. In 1802 vond in het Vaticaan namelijk iets soortgelijks plaats.

Pius VI (Giovanni Angelo Braschi) was veertien jaar paus toen de Franse Revolutie uitbrak. Deze gebeurtenis zou grote gevolgen hebben voor Rome. In 1796 vielen Franse republikeinse troepen onder leiding van Napoleon Bonaparte Italië binnen en versloegen zij de strijdkrachten van de Pauselijke Staat. Op 10 februari 1798 werd Rome ingenomen door generaal Louis-Alexandre Berthier. Hij nam bezit van de Engelenburcht en riep van daaruit de Romeinse Republiek uit. Pius VI werd opgeroepen afstand te doen van al zijn wereldlijke macht. Toen de pontifex dat weigerde werd hij door de Fransen gevangengenomen.

Pius VI werd afgevoerd naar Siena en vervolgens in een geconfisqueerd kartuizerklooster bij Florence ondergebracht. Kort daarop werd de gevangene geëscorteerd via Parma, Piacenza, Turijn en Grenoble naar de citadel van Valence, de hoofdstad van het nieuw gecreëerde Franse departement Drôme.

Zes weken na zijn aankomst in Valence overleed Pius VI. Dat was op 29 augustus 1799 in het 24ste jaar van zijn pontificaat. Zijn lichaam werd gebalsemd, maar pas op 30 januari 1800 begraven, nadat Napoleon politiek voordeel had gezien in het begraven van de overleden paus in pogingen zich te verzoenen met de Katholieke Kerk.

Pius VI werd als een gewone burger ter aarde besteld op de burgerlijke begraafplaats van Valence. Op zijn doodskist stond geschreven: Citoyen Giannangelo Braschi - in arte Papa (burger G. Braschi - paus in de kunst). 

Intussen waren de kardinalen op 30 november 1799 in een benedictijnenklooster in Venetië in conclaaf gegaan. Op 14 maart kozen zij uit hun midden kardinaal Barnaba Chiaramonti tot paus. Die nam uit eerbied voor zijn voorganger de naam Pius VII aan.

De nieuwe pontifex slaagde er na bijna twee jaar lang soebatten in de gemeente Valence over te halen het stoffelijk overschot aan hem over te dragen. 

Het lichaam werd opgegraven op 24 december 1801. Het werd in Marseille ingescheept voor Genua en meerdere malen getoond aan de gelovigen zodat zij de resten konden vereren. Op 9 februari 1802 kwam het stoffelijk overschot aan in Pisa, waar een imposante katafalk was opgesteld. Op 10 februari arriveerde het lichaam in de havenstad Civitavecchia. In Rome aangekomen werd op 17 februari een plechtige requiemmis voor Pius VI opgedragen door niemand minder dan Pius VII zelf. De volgende dag werd het lichaam van de verbannen paus met volledig pontificaal ritueel begraven in de Mariakapel van de Sint-Pietersbasiliek. Zijn laatste rustplaats zou hij echter pas krijgen in 1949.

In dat jaar vaardigde paus Pius XII een decreet uit waarin hij het bevel gaf de overblijfselen van Pius VI over te brengen naar de Vaticaanse Grotten. Daar werden de resten geplaatst in een oude Romeinse marmeren sarcofaag die ooit bij opgravingen was gevonden. Boven zijn graf, hangend aan de muur, werd een plaquette aangebracht met dit Latijnse opschrift:

MORTALES PII VI EXVVIAS QVEM INIVSTVM CONSVMPSIT EXILIVM PIVS XII PONT. MAX. HEIC DIGNE COLLOCARI AC MARMOREO ORNAMENTO ARTE HISTORIAQVE PRAESTANTISSIMO DECORARI IVSSIT A. MCMXXXXIX (Het stoffelijk overschot van Pius VI, dat door een onrechtvaardige ballingschap werd uitgeput, werd op last van pontifex maximus Pius XII in 1949 te ruste gelegd en gedecoreerd met een marmeren ornament van de voornaamste historische kunst.)