Colombo, 7 april 2022 - In Sri Lanka gaan de massale protesten tegen de gevolgen van de economische crisis ondanks de repressie door. Volgens de Aziatische persdienst UCAnews bevonden de aartsbisschop van Colombo, kardinaal Malcolm Ranjith, twee andere katholieke bisschoppen alsmede priesters en religieuzen zich gisteren onder de duizenden demonstranten in de hoofdstad Colombo. Het land wordt geconfronteerd met de ergste economische crisis sinds de onafhankelijkheid in 1948.
Hoofd communicatie van het aartsbisdom Colombo, Jude Chrisantha, ziet de verantwoordelijkheid voor de crisis bij de regering van president Gotabaya Rajapaksa. "De president heeft toegestaan dat ministers die de hulpbronnen van het land verkochten commissies en steekpenningen aannamen”, zei Chrisantha, die toevoegde dat het hier structurele problemen betreft.
Zaterdag dienden alle ministers van Sri Lanka behalve premier Mahinda Rajapaksa hun ontslag in bij president Gotabaya Rajapaksa, de broer van de premier. Drie andere leden van de machtige Rajapaksa-familie waren onder de ministers die hun ontslag aanboden. Zij beheerden de portefeuilles van Financiën, Landbouw en Sport.
De president riep zaterdag na dagen van protesten de noodtoestand uit in Sri Lanka en stelde een uitgaansverbod in van zaterdagavond tot maandagochtend.
De protesten zijn gericht tegen onder meer de inflatie en het economisch beleid van de president. Veel demonstranten riepen om de afzetting van de familie Rajapaksa, die sinds november 2019 weer aan de macht is.
De inflatie ligt in Sri Lanka inmiddels rond de 19 procent. Het land lijdt ook onder tekorten aan energie, voedsel, medicijnen en brandstof. Het eiland met 22 miljoen inwoners heeft in twee jaar tijd 70 procent van zijn buitenlandse deviezen zien verdampen en kan de invoer van essentiële producten niet meer betalen.
De anti-corruptieorganisatie Transparency International Sri Lanka en de Beweging voor Vrije Media veroordeelden het optreden van de autoriteiten tegen de demonstraties. De tijdelijke afkondiging van de noodtoestand, de tijdelijke blokkering van de sociale media en de uitgaansverboden waren volgens deze bewegingen “ondemocratisch” en vormden een schending van de in de grondwet gewaarborgde burgerrechten.