Bernard Alfrink was van 1955 tot en met 1975 aartsbisschop van Utrecht. Hij was de vijfde Nederlander in de geschiedenis die tot het kardinalaat werd verheven. Hij nam deel aan het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) en aan drie conclaven.
Jeugd
Bernardus Johannes Alfrink werd op 5 juli 1900 in het voornamelijk door protestanten bewoonde dorp Nijkerk. Hij was de jongste zoon van timmerman-aannemer Theodorus Alfrink en Elisabeth Ossenvoort. Zijn moeder stierf in 1901 en Bernard werd verzorgd door zijn kinderloze tante in Barneveld. Vier jaar later keerde hij bij zijn inmiddels hertrouwde vader terug.
Priester
Na de lagere school ging Bernard naar het aartsdiocesaan kleinseminarie Kuilenburg in Culemborg. Daar deed hij in 1919 staatsexamen gymnasium-A. Na zijn filosofieopleiding aan het philosophicum in Culemborg startte hij in 1920 zijn theologieopleiding aan het aartsdiocesaan grootseminarie Rijsenburg bij Driebergen. Alfrink werd op 15 augustus 1924 priester gewijd door aartsbisschop Henricus van de Wetering.
Bijbelstudie in Rome
Na zijn wijding mocht Alfrink verder studeren aan het Pauselijk Bijbelinstituut (Biblicum) in Rome. Hij woonde er in het priestercollege van de Santa Maria dell'Anima (Collegio Germanico dell'Alma), waar vooral Duitstalige canonisten verbleven. In 1928 behaalde hij zijn licentiaat summa cum laude. Daarna verbleef hij een aantal maanden in Jeruzalem, waar hij onderzoek kon doen voor zijn proefschrift, dat ging over Babylonische en Israëlitische voorstellingen van het hiernamaals. Alfrinks dissertatie werd afgekeurd door de Pauselijke Bijbelcommissie, omdat een aantal punten strijdig zou zijn met de toen vigerende katholieke theologie. In Nederland werkte hij aan een nieuwe versie en op 5 juli 1930 promoveerde alsnog tot doctor in de Bijbelwetenschappen.
Kapelaan en professor
Alfrink werd in 1930 tot kapelaan benoemd in de Heilig-Hartparochie in Maarssen. Vanaf oktober 1933 doceerde hij exegese aan het grootseminarie Rijsenburg. Van 1945 tot in 1951 was Alfrink hoogleraar Oude Testament en Hebreeuws aan de Katholieke Universiteit van Nijmegen.
Coadjutor
Op 28 mei 1951 werd Alfrink benoemd tot tot titulair aartsbisschop van Tyana en aartsbisschop-coadjutor van kardinaal Jan de Jong. Hij koos als wapenspreuk Evangelizare divitias Christi (uit Efeziërs 3,8: 'Christus' rijkdommen verkondigen'). De bisschopsconsacratie vond plaats op 17 juli 1951. Aartsbisschop De Jong, wiens gezondheid verslechterde, delegeerde vrijwel alles aan zijn coadjutor, die naar het aartsbisschoppelijk paleis aan de Maliebaan in Utrecht was verhuisd. De kardinaal was reeds woonachtig in Amersfoort.
Honderd Jaar Kromstaf
Alfrinks eerste grote taak was het organiseren van Honderd Jaar Kromstaf, soms omschreven als het hoogtepunt van het Rijke Roomsche Leven. Deze manifestatie in 1953 was de herdenking van het herstel van de Nederlandse bisschoppelijke hiërarchie in 1853.
Aartsbisschop
Bij het overlijden van kardinaal De Jong op 8 september 1955 werd Alfrink benoemd tot apostolisch administrator van het aartsdiocees Utrecht. Op 3 november van dat jaar benoemde paus Pius XII hem tot aartsbisschop van Utrecht. Alfrink werd daarmee metropoliet van de Nederlandse kerkprovincie.
Herindeling kerkprovincie
In 1956 was Alfrink als metropoliet betrokken bij een ingrijpende herindeling van de Nederlandse kerkprovincie. Het aartsdiocees moest het gebied van de drie noordelijke provincies van Nederland afstaan aan het nieuw gestichte bisdom Groningen. Het Gooi moest Alfrink – tot zijn ongenoegen - afstaan aan het Haarlemse diocees. Dat bisdom bestond van 1853 tot 1956 uit de provincies Noord- en Zuid-Holland en Zeeland. Zuid-Holland werd overgedragen aan het nieuwe bisdom Rotterdam en Zeeland werd bij het bisdom Breda gevoegd. In 1957 werd omwille van het categoriale pastoraat voor katholieken binnen de Nederlandse krijgsmacht het militaire ordinariaat opgericht, waarvan Alfrink de eerste bisschop werd.
Kardinaal
Alfrink werd tijdens het consistorie van 28 maart 1960 door paus Johannes XXIII tot kardinaalverheven. Hij werd kardinaal-priester van de titelkerk San Gioacchino ai Prati di Castello. Alfrinks kardinaalscreatie – nog compleet met cappa magna en galero - was van grote betekenis in Nederland.
Concilie
Paus Johannes XIII benoemde kardinaal Alfrink tot lid van een commissie die het Tweede Vaticaans Concilie moest voorbereiden. Gedurende het concilie zat de als hervormingsgezind bekend staande Alfrink verscheidene sessies voor. Eén gebeurtenis onder Alfrinks voorzitterschap wekte de aandacht van de wereldpers. Het betrof een confrontatie tussen Alfrink en de aartsconservatieve en machtige kardinaal Alfredo Ottaviani, secretaris van het Heilig Officie. Die overschreed tijdens een interventie over de liturgische hervormingen zijn limiettijd van tien minuten. Toen kardinaal Alfrink hem hierop in het Latijn attendeerde, zei Ottaviani geïrriteerd: 'Ego iam finivi, iam finivi, iam finivi' (“ik ben al klaar”). Terwijl hij afdroop, klonk er luid applaus van de concilievaders in de Sint-Pietersbasiliek. Commentatoren schreven dat voor het eerst de bisschoppen uit de wereldkerk voelden dat ze eindelijk de macht van Romeinse Curiekonden trotseren.
Romeinse Curie
Alfrink ontwikkelde zich tot een van de meest gezaghebbende concilievaders. Tijdens de vier sessies van het concilie intervenieerde hij in totaal 23 keer. Daarbij trad voornamelijk Edward Schillebeeckx op als zijn vaste theologische adviseur. Alfrink was er vooral op uit om de diocesane bisschoppen een grotere invloed te geven op het bestuur van de Universele Kerk. Hij vond dat de Romeinse Curie moest fungeren als het uitvoerend orgaan van zowel de paus als het College der Bisschoppen. In 1965 richtte paus Paulus VI de Bisschoppensynode op, als permanent instituut dat de geest van bisschoppelijke collegialiteit moest uitdrukken. Alfrink wilde dat de Bisschoppensynode in de universele bestuursmacht van de paus zou delen, maar de synode werd niet meer dan een adviesorgaan.
Conclaaf 1963
Na de dood van paus Johannes XIII in 1963 was Alfrink een van de tachtig kardinalen die deelnam aan het conclaaf (19-21 juni 1963). Zij kozen kardinaal Giovanni Battista Montini, die de naam Paulus VI aannam.
Pax Christi
Alfrink was van 1964 tot 1978 was hij de internationale voorzitter van de katholieke vredesbeweging Pax Christi en van 1952 tot 1976 voorzitter van Pax Christi Nederland. Als voorzitter van Pax Christi Nederland speelde Alfrink een belangrijke rol in de vorming van het Interkerkelijk Vredesberaad (IKV) in 1967.
Pastoraal Concilie
Na het Tweede Vaticaans Concilie groeide onder de Nederlandse clerus en lekengelovigen de behoefte om de kerkelijke hervormingen vanaf de basis te verwerkelijken. Daartoe werd in Noordwijkerhout het Pastoraal Concilie gehouden. Deelnemende religieuzen en leken bepleitten bij het episcopaat meer inspraak in het bestuur van de Kerk. Verder moest volgens de meerderheid van de deelnemers het verplichte priestercelibaat worden afgeschaft. Van de conclusies van het Pastoraal Concilie werd in Rome met afschuw kennisgenomen. Kardinaal Alfrink werd verantwoordelijk gehouden voor de verwildering in de Nederlandse kerkprovincie.
Polarisatie
Door een aantal impopulaire bisschopsbenoemingen in Nederland brak een tijd van grimmige polarisatie aan. Vele katholieken noemden zich niet langer rooms-katholiek vanwege hun afkeer van de centralistische bemoeienissen van de Romeinse Curie met de lokale kerken. Volgens Alfrinks biograaf Ton van Schaik onderging de kardinaal deze crisis als iemand die beschikte over de wijsheid en de humor van iemand die geleerd heeft naar de geschiedenis te kijken. Niettemin moet Alfrink onder de polarisatie geleden hebben.
Emeritaat
Op 5 juli 1975 vierde Alfrink zijn 75ste verjaardag. Volgens het canoniek recht behoort een bisschop dan aan de paus zijn ontslag aan te bieden. Meestal blijft een bisschop dan nog een paar jaar aan voordat hij met emeritaat gaat. Alfrinks ontslagverzoek werd door Paulus VI echter onmiddellijk aanvaard. De kardinaal voelde zich daardoor diep gekwetst. Als zijn opvolger werd kardinaal Jo Willebrands benoemd, die zijn taak als president van de Pauselijke Raad ter Bevordering van de Eenheid van de Christenen in Rome niet wilde opgeven en Utrecht 'erbij' deed.
Conclaven
Na de dood van Paulus VI namen de kardinaal Alfrink en Willebrands deel aan het conclaaf van augustus 1978. De conclavisten kozen Albino Luciani, die de naam Johannes Paulus I aannam. Na diens plotselinge overlijden nam Alfrink ook deel aan tweede conclaaf van dat jaar, waarin kardinaal Karol Wojtyla tot paus werd gekozen.
Pausbezoek
Alfrink woonde de laatste jaren van zijn leven in een bungalow op Dijnselburg bij Huis ter Heide. Hij verscheen weer in het openbaar toen paus Johannes Paulus II in mei 1985 de 84-jarige kardinaal thuis bezocht tijdens zijn bezoek aan Nederland.
Overlijden
Eind 1987 werd Alfrink na een hersenbloeding opgenomen het Sint Antonius Ziekenhuis in Nieuwegein. Daar verbleef hij, sterk verzwakt, nog enkele weken tot aan zijn overlijden. Kardinaal Alfrink overleed op 17 december 1987. De uitvaartplechtigheid vond plaats in de Sint-Catharinakathedraal van Utrecht. Hij werd begraven op begraafplaats St. Barbara, naast zijn voorganger, kardinaal De Jong.