De kwalificatie apocrief wordt gebruikt voor religieuze geschriften waarvan de heiligheid, de authenticiteit of het gezag niet wordt erkend.

Etymologie
Het bijvoeglijke naamwoord 'apocrief' komt van het Griekse αποκρυφος (apokruphos). Het is samengesteld uit απο (apo), dat een verwijdering van iets uitdrukt, en κρυπτειν (kruptein), dat 'verbergen' betekent [waar ook onze woorden 'crypte' en 'cryptisch' vandaan komen]. Letterlijk betekent 'apocrief' dus zoiets als 'weggestopt' en 'geheim gehouden'.

Niet authentiek
'Apocrief' wordt vooral gebruikt in religieuze zin. Men spreekt er over 'apocriefe geschriften' of 'apocriefen'. Apocriefen zijn teksten die door de hoofdstroming van een religie niet als heilig of authentiek worden beschouwd. 

Canoniek
Het tegenovergestelde van 'apocrief' is 'canoniek'. Elke religie heeft gekampt met de vraag welke geschriften tot de authentieke bron van de religieuze waarheid moeten worden gerekend. De canonvorming is van wezenlijk belang, omdat daarmee de inhoud van het heilige boek wordt vastgesteld.

Debat
In de monotheïstische godsdiensten bepaalt het geestelijk gezag welke in omloop zijnde geschriften behoren tot de goddelijke openbaring en welke niet. Een criterium daarbij is bijvoorbeeld de betrouwbare overlevering van het geschrift. In het christendom worden de canonieke geschriften “geïnspireerd” genoemd. Over deze kwalificatie is in de vroege kerk veel debat geweest. Tijdens de Reformatie laaide het debat weer op met als resultaat dat het protestantisme een iets andere canon dan de Katholieke Kerk heeft.

Deutero- en postcanoniek
Naast de canonieke geschriften van de christelijke Bijbel bestaan er deuterocanonieke geschriften, apocriefen en gezaghebbende postcanonieke geschriften. De boeken die in de Katholieke Kerk als deuterocanoniek (i.e. canoniek in tweede instantie) worden beschouwd, gelden binnen het protestantisme als apocrief.
Een voorbeeld van de gezaghebbende postcanonieke geschriften zijn de Apostolische Vaders, die direct volgen op het Nieuwe Testament.

Orthodox en heterodox
Binnen de groep van apocriefen bestaat er onderscheid tussen orthodoxe en heterodoxe geschriften. De betekenis van orthodox en heterodox (ketters) hangt af van het perspectief van hen die daarover oordelen. Groeperingen met afwijkende theologische opvattingen zeggen niet van zichzelf dat ze afwijken van de oorspronkelijke leer. Boeken die voor hen heilig zijn, worden door de hoofdstroming als heterodoxe apocriefen aangemerkt. Een voorbeeld van dergelijke geschriften zijn de gnostische evangeliën, zoals het Thomas-evangelie en het Judas-evangelie. Een voorbeeld van een orthodoxe apocrief is het Proto-Evangelie van Jacobus.