De Joodse echtelieden Aquila en Priscilla worden genoemd in het Nieuwe Testament. Zij waren medewerkers van de apostel Paulus.
Aquila en zijn vrouw Priscilla (of Prisca) komen voor in de Handelingen der Apostelen, de Brief aan de Romeinen, de Eerste Brief aan de Korinthiërs en de Tweede Brief aan Timoteüs.
Aquila was een Joodse man die volgens de Handelingen afkomstig was uit de Romeinse provincie Pontus, de zuidoostelijke kuststreek aan de Zwarte Zee. Hij en zijn vrouw Priscilla waren uit Italië naar Korinthe gekomen omdat keizer Claudius had verordend dat alle Joden Rome moesten verlaten. In Korinthe troffen zij Paulus. Hij kwam bij hen wonen en werken omdat hij net als zij het vak van leerbewerker uitoefende.
In het jaar 52 maakte het echtpaar samen met Paulus de oversteek naar Efeze:
Zij kwamen in Efeze en daar nam hij afscheid van hen. Hij ging naar de synagoge en sprak er met de Joden. Op hun vraag wat langer te blijven ging hij niet in, maar toen hij afscheid nam zei hij: ‘Als God het wil, kom ik nog eens bij u terug’. Daarna voer hij uit Efeze weg. (Hand. 8, 18-21; Willibrordvertaling 1995)
Intussen was Apollos, een Alexandrijnse Jood, in Efeze aangekomen; het was een welsprekend man, doorkneed in de Schriften. Hij was onderwezen in de weg des Heren en verkondigde geestdriftig en nauwkeurig de leer over Jezus, ook al kende hij alleen de doop van Johannes. Hij begon vrijmoedig op te treden in de synagoge. Toen Priscilla en Aquila hem hoorden, namen ze hem met zich mee en zetten hem de weg van God nog nauwkeuriger uiteen. (Hand. 8, 24-27; Willibrordvertaling 1995).
Aquila en Priscilla worden als heiligen vereerd. Hun gedachtenis in de Rooms-Katholieke Kerk is op 8 juli en in de Orthodoxe Kerken op 14 juli.