De augustijnen vormen een rooms-katholieke kloosterorde met ongeveer 2.900 leden in 39 landen. De orde ontstond in Italië in de 13e eeuw. Aan de oorsprong stonden eremieten, in armoede levende leken en geestelijken die zich in afgelegen gebieden toelegden op gebed en prediking. Nadat zij de Regel van Augustinus aannamen droegen ze de naam 'augustijner eremieten'. In de tweede helft van de 20ste eeuw hielden ze op zich eremieten te noemen. De augustijnen hebben veel betekend voor de theologie en het katholiek onderwijs.

Orde van Sint Augustinus
De augustijnenorde heet officieel Orde van Sint Augustinus (Ordo Sancti Augustini, afgekort: OSA). Vóór 1968 heette ze Orde van de Eremieten van Sint Augustinus (Ordo Eremitarum Sancti Augustini, afgekort: OESA). De orde onderscheidt zich door volkspastoraat, armenwerk en wetenschapsbeoefening, vooral op het gebied van patrologie en patristiek.

Heiligen
De orde bracht vele bisschoppen en kardinalen voort. De bekendste augustijner heiligen zijn: Sint Nicolaas van Tolentino (+ 1305), Sint Johannes van Sahagun (1479), Sint John Stone (1539) en Sint Thomas van Villanova (+1556).

Augustijnse Familie
De augustijnen maken deel uit van de Augustijnse Familie. De leden daarvan zijn met de augustijnenorde verbonden. Naast de augustijnen zelf betreft het de contemplatieve Orde van de Augustinessen (de Tweede Orde); de verschillende augustijnse congregaties van priesterreligieuzen (bijv. de Assumptionisten), fraters, broeders en zusters; tal van augustijnse lekenverenigingen. Allen beleven zij de waarden die zijn vervat in de geschriften van Sint Augustinus, vooral in diens Regel. Het adagium is: 'Eendrachtig zoeken naar God en Hem aanbidden in broederschap en geestelijke vriendschap en werken in dienst van het Volk van God'.

Bedelorde
De orde der augustijner eremieten maakte deel uit van de middeleeuwse Armoedebeweging die trouw bleef aan het kerkelijk gezag. Evenals de Minderbroeders, de Dominicanen en Karmelieten vormden de augustijner eremieten een zogenoemde bedelorde: in tegenstelling tot de Benedictijnen onderhielden zij zichzelf niet, maar leefden ze van giften.

Armoedebeweging
De middeleeuwse armoedebeweging verzette zich tegen misstanden in de kerk, zoals het verval van het monastieke leven, de decadente levensstijl van de hogere clerus en hun onverschilligheid jegens evangelische waarden. Naast diverse ketterse en subversieve groeperingen waren er in Italië ook gezagsgetrouwe katholieken die zich bekeerden tot de radicale armoede waartoe Jezus Christus in hun ogen had opgeroepen. Onder hen waren leken en geestelijken die zich eremieten noemden.

Eremieten
De eremieten waar het hier om gaat zijn geen eremieten (of heremieten) in de zin van kluizenaars of teruggetrokken religieuzen die in de woestenij leefden (het Griekse erèmos betekent 'woestijn'). De eremieten in de latere betekenis onderscheidden zich door hun leven buiten de steden, in de landelijke gebieden. Daar predikten ze het Evangelie en probeerden ze een gezamenlijk geloofsleven te leiden. Dat hield in dat ze samen baden en geen privébezit aanvaardden. Sommige eremietengemeenschappen lieten zich leiden door de Regel van Augustinus. Er waren verschillende gezagsgetrouwe eremietengroepen, zoals de Zanbonini; de Eremieten van de Heilige Drievuldigheid in Toscane, de Eremieten van Lombardije, de Wilhelmieten en de Brictini.

Regel van Augustinus
Als bewijs voor hun orthodoxie en hun gezagsgetrouwheid stelden de eremietengroepen zich vanaf 1216 steeds meer onder de autoriteit van de Romeinse Curie. Die gaf hen de opdracht een bestaande kloosterregel te kiezen. Omdat zij niet louter contemplatief maar ook een actief apostolisch leven wilde leiden, bleek de Regel van Augustinus de enige optie te zijn. Ook kozen ze voor een eigen kloostertenue: een zwart habijt met capuchon met brede lederen riem.

Grote Fusie
Op 9 april 1256 riep paus Alexander IV in zijn bul Licet Ecclesiae Catholicae de eenheid uit van alle erkende eremietengroepen. Deze fusie staat bekend als de Magno Unio. Vanaf toen droeg deze nieuwe religieuze gemeenschap de naam 'Orde van de Eremieten van Sint Augustinus'. De paus verleende hun de status van bedelorde met alle privileges die daar bij hoorden. De Curie wilde dat de bedelorden hun apostolaat vooral ook in de steden uitoefenden. De augustijner eremieten verbreiden zich snel over alle landen van Europa. Rond 1500 telden ze ongeveer 2.000 kloosters met 30.000 leden. Hun voornaamste taak was gebed, prediking en studie. De orde kende de zogeheten vita mixta (het gemengde leven van contemplatie en actief apostolaat). Er ging in Europa een krachtig hervormingsélan van de orde uit.

Observanten en conventuelen
In de 14e eeuw ontstond onder veel bedelmonniken het verlangen naar een strengere levensstijl. Dit was een reactie op de verburgerlijking van het kloosterleven. Binnen de augustijnenorde leidde dat tot een splitsing in Observanten en Conventuelen. De eerste groep wilde terug naar het oorspronkelijke eremietenbestaan; de tweede groep koos voor handhaving van het gevestigde kloosterleven. De Observanten bestonden uit verschillende congregaties: een zevental Italiaanse, een Spaanse en een Saksische. De laatste werd gesticht in 1438 en had veel invloed in Duitsland en de Lage Landen. Maarten Luther (1483-1546) was lid van de Saksische observanten.

Maarten Luther
Toen Luther in 1517 zijn 95 thesen tegen de aflatenhandel publiceerde en daarmee de Reformatie aanbrak, gingen er in noordelijk Europa vele augustijnenkloosters verloren. In de Contrareformatie wist de in 1539 gekozen prior-generaal Girolamo Seripando de augustijner orde nieuw leven in te blazen. Deze latere kardinaal behoorde net als Luther tot de observanten. Hij legde de nadruk op een strengere kloostertucht en onderwierp novicen aan een gedegen studie van de Heilige Schrift en de Kerkvaders.

Ongeschoeiden
Aan het einde van de 16e eeuw werden in Spanje augustijnse bezinningshuizen gesticht waar de paters en broeders zich strenger toelegden op gebed, meditatie en boetvaardigheid. Ook besloten ze geen schoenen meer te dragen. Deze groep groeide snel en in 1602 werden deze augustijnen gegroepeerd in een afzonderlijke provincie van de orde, onder de benaming Recollecten. Ook in Italië en Frankrijk ontstond een groep ongeschoeide augustijnen. In Duitsland ontstond een vertakking van de Italiaanse provincie. Tot de Duitse Augustiner-Barfüßer behoorde de beroemde predikant Abraham a Sancta Clara (+1709).

Vertakkingen worden ordes
In de 18e eeuw groeide het aantal ongeschoeiden uit tot 3.000 leden in 200 kloosters. Zij zonderden zich echter steeds meer van de orde af. In 1885 leidde dat ertoe dat de Italiaanse Scalzi ('Ongeschoeiden') een aparte orde werd: Ordo Augustiniensium Discalceatorum (OAD). Ook de Spaanse Recollecten werden in 1912 door de paus verheven tot zelfstandige orde: Ordo Augustinianorum Recollectorum (OAR).

Missionering buiten Europa
In de 16de en 17de eeuw missioneerde de orde vanuit Spanje in Zuid-Amerika, Japan en China. De Portugese augustijnen missioneerden in Indo-China, Malakka, India, oost-Afrika, Bengalen, Perzië, Armenië en Georgië. Midden in 18de eeuw telde de orde 20.000 leden in 1500 kloosters. Door de Franse Revolutie en de daaropvolgende secularisatie werd dit tal drastisch verminderd. In Ierland had de Revolutie geen effecten gesorteerd. Van daaruit stichtte de orde missies in Noord-Amerika en Australië. Rond 1900 wist de orde zich in Europa nieuw leven in te blazen.

Nieuwe naam
Tijdens het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1968) besloot het generaal kapittel de naam te veranderen in Orde van Sint Augustinus. Sinds 1968 staat er achter de naam van een augustijn geen OESA meer, maar OSA.

Lage landen
In de Lage Landen vestigden de eerste augustijner eremieten zich zelfs al vóór de Magno Unio van 1256 in onder andere Hasselt, Leuven, Mechelen, Brugge en Maastricht. Later werden kloosters gesticht in Middelburg (1292), Dordrecht (1293), Gent (1295), Doornik (1319) Appingedam (1393), Haarlem (1489), Enkhuizen (1490), Luik (1493) en Antwerpen (1513). Tijdens de Reformatie gingen alle Noord-Nederlandse kloosters behalve dat van Maastricht verloren. Vanuit het katholieke Vlaanderen werden echter in de 17e eeuw in de protestantse gebiedsdelen missielocaties (staties) ingericht en wel twee in Amsterdam, twee in Groningen, in Utrecht, Nijmegen, Buitenveldert, Bodegraven en Nieuwendam.

Staties in Nederland
In 1796 werden door de Franse revolutionairen alle Zuid-Nederlandse kloosters gesloten, wat gevolgen had voor de noordelijke staties. Bij het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in Nederland in 1853 waren alleen de staties van Amsterdam, Utrecht en Nieuwendam nog actief. Vanuit deze staties en het klooster van Gent werd de orde in Nederland nieuw leven ingeblazen. Dat resulteerde in een klooster te Utrecht. In 1891 namen de augustijnen in Eindhoven het 15e-eeuwse klooster Mariënhage in bezit.

Nederlandse provincie
De Nederlandse augustijnenprovincie werd in 1895 opgericht. De augustijnen hebben zich vooral op het gebied van middelbaar onderwijs verdienstelijk gemaakt. Bekend is het gymnasium Augustinianum in Eindhoven. In Eindhoven, Nijmegen en Utrecht stichtten de augustijnen het Benedictus Labre Werk voor de opvang en zorg van dak- en thuislozen. Na het Tweede Vaticaans Concilie richtten zij zich op de liturgievernieuwing; het Augustijns Centrum de Boskapel in Nijmegen speelde daarbij een belangrijke rol. De bekendste Nederlandse augustijn is de Eindhovense pater Leopold Verhagen (+ 1997). Deze populaire biechtvader en predikant trad van 1953 tot 1967 op voor de KRO radio en tv met een dagsluiting.