Louis Joseph Maria Beel (1902-1977) was een Nederlands politicus. Hij was twee keer minister-president en werd later Minister van Staat en vice-president van de Raad van Staten.
Jeugd en opleiding
Louis Beel werd op 12 april 1902 geboren in Roermond als enige zoon uit het vier kinderen tellende gezin van de veearts Antoon Beel en Anna Maria Rutten. Hij volgde een gymnasiumopleiding aan het Bisschoppelijk College in zijn geboortestad. Na zijn eindexamen in 1920 trad hij in dienst bij de gemeentesecretarie van de gemeente Roermond. In 1924 werd hij door mgr. P.J.M. van Gils, bisschoppelijk inspecteur voor het lager onderwijs, in staat gesteld zich in te schrijven als rechtenstudent aan de net gestichte Nijmeegse Katholieke Universiteit. Een jaar later werd hij aangesteld als medewerker van de griffie van de provincie Overijssel.
Ambtenaar in oorlogstijd
In 1929, Beel was inmiddels afgestudeerd, trad hij in dienst van de gemeente Eindhoven. Hij werd chef van de afdeling Sociale en Personeelszaken. Vanaf 1934 was hij bovendien plaatsvervangend gemeentesecretaris. Een jaar later promoveerde hij aan zijn Alma Mater, met de verdediging van het proefschrift Zelfbestuur of afhankelijke decentralisatie? Onderwijl doceerde hij staatsinrichting aan de RK Leergangen in Tilburg. In 1942 verliet hij de gemeentelijke dienst, uit protest tegen de benoeming van de NSB-er Hub Pulles tot burgemeester. Dit was een zelden vertoonde daad van verzet. Beel bleef in Eindhoven wonen en werkte in de tijden dat hij niet zat ondergedoken als advocaat.
Adviseur Militair Gezag
In september 1944 werd het Zuiden van Nederland bevrijd. Beel, die gehoopt had zijn loopbaan in de wetenschap te kunnen vervolgen, werd door het Militair Gezag aangesteld als adviseur voor Sociale Zaken en Voorlichting. Zijn nieuwe functie bracht hem in Londen, waar hij adviseerde over de verzorging van oorlogsslachtoffers. In die dagen wist hij het vertouwen van koningin Wilhelmina te winnen. Op 23 februari 1945 werd hij als gevolg van een herschikking in het kabinet-Gerbrandy benoemd tot minister van Binnenlandse Zaken. Hij zou deze functie ook in het kabinet-Schermhorn/Drees blijven vervullen.
Eerste kabinet
Toen de KVP in 1946 een verkiezingsoverwinning had geboekt, leek het voor de hand te liggen dat er een katholiek benoemd zou worden tot minister-president. Aanvankelijk leek dat Romme te worden, maar diens kandidatuur stuitte op een veto van de Partij van de Arbeid. Zodoende werd Beel naar voren geschoven. Zijn kabinet – dat geheel bestond uit katholieken en ministers van de PvdA – had vooral veel te stellen met de Indonesische kwestie. Beel wilde van Indië een federatief verband van deelstaten maken, in een Unie met Nederland verbonden. Onder Beels regering vond van 20 juli tot 5 augustus 1947 de eerste politionele actie plaats, die onder internationale druk moest worden gestaakt.
Hoge Vertegenwoordiger van de Kroon
Na de verkiezingen van 1948, noodzakelijk in verband met de grondwetswijziging in verband met de gewijzigde staatsrechtelijke verhoudingen met Indonesië, werd Drees minister-president, die in ruil voor het premierschap moest instemmen met de door de KVP gewenste verbreding van het kabinet met CHU en VVD. Luitenant-gouverneur-generaal Van Mook van Nederlands-Indië diende op verzoek van het kabinet zijn ontslag in. Beel volgde hem op, als Hoge Vertegenwoordiger van de Kroon, zoals de nieuwe titel van de hoogste gezagsdrager in Indië luidde. Op 29 oktober 1948 kwam Beel in Indonesië aan. Hij adviseerde het kabinet meteen tot een tweede politionele actie, die plaatsvond van 10 december 1948 tot 5 januari 1949. Deze actie – met tegenzin door de PvdA getolereerd – werd een militair succes, maar bracht de oplossing van de zaak niet dichterbij. Onder internationale druk deed de regering steeds meer concessies aan de regering van de Republiek. Beel zag daarin aanleiding om medio 1949 zijn ontslag aan te bieden en keerde terug naar Nederland.
Hoogleraar
Oktober 1949 werd Beel benoemd tot hoogleraar bestuursrecht aan de Katholieke Universiteit Nijmegen. Lang duurde zijn wetenschappelijke loopbaan niet want al in 1951 werd hij naar Den Haag geroepen, waar hij minister van Binnenlandse Zaken werd als opvolger van de plotseling overleden J.H. van Maarseveen. Hij zou tot 1956 blijven.
Commissie van Drie
In 1956 nam hij ontslag om leiding te geven aan de Commissie van Drie die door de regering was ingesteld om onderzoek te doen naar wat later de Greet Hofmans-affaire is gaan heten. De gebedsgenezeres Hofmans was aanvankelijk door prins Bernhard naar het hof gehaald in de hoop dat zij iets kon betekenen bij de genezing van de slechtziendheid van prinses Marijke, de jongste dochter van koningin Juliana en de prins. Haar aanwezigheid aan het hof zorgde voor een enorme verwijdering tussen koningin en prins. En na enkele publicaties in buitenlandse kranten (de Nederlandse pers had zich aan zelfcensuur onderworpen), moest de Commissie-Beel aanvankelijk alleen uitzoeken wie verantwoordelijk gehouden kon worden voor die publicaties. Het uiteindelijke rapport van de commissie had een veel bredere strekking en leidde tot het vertrek van Greet Hofmans en een ingrijpende reorganisatie van de hofhouding. Beels ingrijpen leidde bovendien tot het afwenden van een dreigende echtscheiding tussen koningin en prins. Hij werd in 1956 benoemd tot Minister van Staat.
Tweede kabinet
Beel werd in april 1958 benoemd tot lid van de Raad van State. Dit lidmaatschap was van korte duur want in december 1958 werd hij benoemd tot premier van een overgangskabinet dat – na de val van het kabinet-Drees III – enkel belast was met het uitschrijven van nieuwe verkiezingen. Na die verkiezingen was Beel als informateur instrumenteel bij het tot stand komen van het kabinet-De Quay, dat gevormd werd door confessionelen en liberalen.
Onderkoning
Nadien keerde Beel terug naar de Raad van State, waarvan hij nu vice-voorzitter werd. Hij werd nu een van de voornaamste adviseurs van koningin Juliana en dankte daaraan de bijnaam 'onderkoning'. Beel was bij verschillende kabinetsformaties betrokken. Hij zou tot 1972 in functie blijven. Na zijn pensioen was Beel nog als bestuurslid betrokken bij verschillende organisaties in de sfeer van liefdadigheid. Hij overleed op 11 februari 1977 in Utrecht.