De heilige Bernadette Soubirous (1844-1879) was de zieneres van Lourdes. Naar eigen zeggen was de Heilige Maagd Maria in 1858 maar liefst achttien keer aan haar verschenen. In 1866 trad ze in bij de Zusters van Nevers. In 1933 werd zij heiligverklaard.
Jeugd
Bernadette Soubirous werd geboren op 7 januari 1844 in een huis bij een molen in Lourdes (Franse Pyreneeën). Haar ouders, François Soubirous en Louise Castérot, verdienden de kost als molenaars en zouden negen kinderen krijgen. Op 9 januari werd Bernadette gedoopt in de Sint-Pieterskerk. Na verloop van tijd bleek dat zij een slechte gezondheid had. Zo leed ze niet alleen aan astma maar ook aan aandoeningen van de maag en de milt.
Armoede
Wegens tegenslag moest het gezin in 1854 de molen verlaten. Een periode van armoede brak aan. Eind 1856 moest de 12 jaar oude Bernadette het huis verlaten om bij haar peettante als hulp in de huishouding en in dier herberg te gaan werken. Later keerde ze naar haar ouders terug. Vanwege de grote werkloosheid was het gezin-Soubirous gedwongen om zich in een krot te huisvesten. Daar deed de politie op 27 maart 1857 een inval, omdat vader François werd beschuldigd van het stelen van twee zakken meel.
Dame in het wit gekleed
Op 11 februari 1858 liep Bernadette in gezelschap van een zus en een vriendin langs de Gave naar de Grot van Massabielle om er hout te sprokkelen. Terwijl ze haar kousen uittrok om de beek te doorwaden hoorde ze een windstoot. Daar zag ze in de richting van een grot een eigenaardig verschijnsel. “Ik zag een dame in het wit gekleed: zij droeg een wit kleed, een witte sluier, een blauwe gordel en een gele roos op elke voet”, zei ze later in een getuigenis. Bernadette maakte het kruisteken en bad de rozenkrans “met de Dame”, die na het gebed “ineens verdween”.
Rozenkrans
Bernadette keerde op zondag 14 februari 1858 terug naar Massabielle. Zij begon een tientje van de rozenkrans te bidden, waarop de Dame haar weer verscheen. Bernadette besprenkelde Haar met wijwater, bad met Haar tot Zij weer verdween. Vier dagen later ging Bernadette opnieuw naar de grot en weer verscheen de Dame. Dit keer sprak Ze: “Ik beloof je niet in deze wereld gelukkig te maken, maar in de andere. Wil je zo goed zijn om twee weken lang hierheen te komen?”. Bernadette beloofde dat en bleef de grot bezoeken. Op 19 februari stak ze bij de Dame een kaars op. Na de vijfde verschijning op 20 februari voelde Bernadette zich bedroefd.
Boete voor de zondaars
Bij de zesde verschijning op zondag 21 februari werd Bernadette vergezeld van een honderdtal mensen. Daarna werd zij door politiecommissaris Jacomet ondervraagd. Bernadette weigerde een gedetailleerd verslag uit te brengen en sprak slechts over “dat mens” (aquero in het plaatselijke Occitaanse dialect). Bij de zevende verschijning op 23 februari hadden zich ongeveer 150 mensen bij Bernadette gevoegd. De Dame onthulde haar een geheim dat alleen voor haar bestemd was. Bij de achtste verschijning op 24 februari riep de Dame op tot boete voor de zondaars. Bij de negende verschijning op 25 februari waren er zo’n 300 mensen aanwezig. Aan hen vertelde Bernadette: “Ze zei me dat ik aan de bron moest gaan drinken (...) Ik vond alleen maar een beetje modderig water. Bij de vierde poging kon ik er een beetje van drinken. Ze deed me ook van het kruid eten dat in de buurt van het water groeide. Toen verdween de verschijning en ik ben weggegaan.” Sommige omstanders meenden dat ze gek geworden was. Hun antwoordde ze: “Het is voor de zondaars.” Bij de tiende verschijning op 27 februari waren er 800 mensen bij de grot aanwezig. Zij vernamen later van Bernadette dat de Dame niet gesproken had. De zieneres dronk van het water van de bron en herhaalde de boetegebaren van de vorige dag.
Genezing
Op zondag 28 februari woonden er meer dan duizend mensen Bernadettes extase bij. Zij zagen haar de grond kussen en op de grond kruipen. Daarna moet ze voor een onderzoeksrechter verschijnen. Die dreigde haar met gevangenisstraf als ze zou doorgaan met het opruien van de mensen. Bernadette was niet onder de indruk van het dreigement want de volgende dag was ze weer present om voor de twaalfde keer de dame te ontmoeten. De menigte had zich uitgebreid tot meer dan 1.500 mensen. Voor het eerst was er ook een priester aanwezig. Ook werd er melding gemaakt van een genezing van een vrouw die haar ontwrichte arm in het water van de bron had gestoken.
'Bouw een kapel'
Bij de dertiende verschijning op 2 maart kreeg Bernadette een nieuwe opdracht van de Dame: “Ga aan de priesters zeggen dat men in processie naar hier moet komen en dat men hier een kapel moet bouwen.” Bernadette sprak erover met pastoor Peyramale. Deze wilde maar één ding weten: de naam van de Dame. En verder eiste hij een bewijs: ‘vraag Haar de rozelaar bij de grot in volle winter te laten bloeien. Deze volgende dag trok Bernadette in alle vroegte met 3.000 mensen naar de grot, maar de Dame verscheen niet. Na school voelde Bernadette opnieuw die innerlijke uitnodiging van de Dame. Ze ging naar de grot, waar de dame voor de veertiende keer aan haar verscheen. Bernadette gaf Haar door wat de pastoor verlangde: haar naam en een bewijs. Daarop glimlachte de Dame, aldus Bernadette.
Onbevlekte Ontvangenis
Bij de vijftiende verschijning op 4 maart – de menigte bestond uit ongeveer achtduizend mensen – gebeurde niet bijzonders. De Dame zweeg. Daarna voelde Bernadette de innerlijke uitnodiging om naar de grot te komen niet meer. Pas na twintig dagen keerde zij terug. Bij de zestiende verschijning op 25 maart openbaarde de Dame haar naam. Bernadette: “Zij hief de ogen ten hemel, vouwde haar handen, die eerst open waren en naar beneden gericht, samen en zei tot mij: ‘Que soy era immaculada councepciou’.” Bernadette vertrok naar de pastoor en herhaalde onderweg de woorden die zij niet begreep. Het antwoord bracht pastoor Peyramale van zijn stuk, omdat Bernadette onmogelijk gehoord kon hebben dat vier jaar eerder het dogma van de Onbevlekte Ontvangenis was afgekondigd.
Laatste verschijningen
Pas op 7 april keerde Bernadette terug naar de grot. Tijdens deze zeventiende verschijning hield zij een brandende kaars vast. Een arts stelde ter plekke vast dat de vlam die haar hand raakte, geen brandwonden achterliet. Op donderdag 16 juli voelde Bernadette zich weer innerlijk opgeroepen om naar Massabielle te gaan. Daar zag ze dat de toegang tot de grot met een houten hek was afgesloten. Daarop besloot ze naar de andere kant van de Gave te lopen. “Het scheen me toe dat ik bij de grot was, even dicht als de andere keren. Ik zag alleen maar de Maagd, ik had ze nooit eerder zo mooi gezien!” Dat was de laatste keer dat de Dame aan haar verschenen was.
Kloosterroeping
Na de verschijningen voelde Bernadette zich geroepen tot het religieuze leven. Ze had wel willen intreden bij de karmelietessen, maar de ascese die daar werd beoefend vormde wegens haar slechte gezondheid een beletsel. Bovendien was een bruidsschat een vereiste. Die kon haar vader onmogelijk opbrengen. Uiteindelijk viel haar keuze op de Soeurs de Charité et de l’Instruction Chrétienne (‘Zusters van Liefde en van de Christelijke Vorming’) oftewel de Zusters van Nevers. De bisschop van Lourdes gaat ermee akkoord en de moeder-overste van hun klooster in Lourdes heet haar van harte welkom. In november 1864 trad ze in als postulante. Het postulaat moest echter onderbroken worden omdat ze ziek was en bovendien leed zo onder de dood van Justin, een van haar broertjes.
Postulant
In februari 1865 was Bernadette er klaar voor om haar postulaat dan eindelijk te beginnen. In april 1866 deed zij haar aanvraag om het noviciaat aan te vangen in het moederhuis in Nevers. Voor haar vertrek was ze nog wel aanwezig bij de inwijding van de crypte van de te bouwen bedevaartkerk bovenop de grot. Zoals de Dame had gevraagd, gebeurde. Voor het eerst werd er een processie gehouden naar de locatie van de verschijningen. Daarbij was Bernadette het middelpunt van een grote menigte nieuwsgierigen. De bisschop nam haar daartegen in bescherming en liet haar snel weer vertrekken. Op 3 juli 1866 was het gezin-Soubirous bij elkaar om afscheid van Bernadette te nemen. De volgende dag vertrok ze naar Nevers, waar ze op 7 juli aankwam.
Zuster Marie-Bernarde
In Nevers had ze aanvankelijk veel last van heimwee. Op 29 juli 1866 ontving ze met 42 andere novicen het religieuze habijt. Bernadette nam bij deze plechtigheid de kloosternaam Marie-Bernarde aan. In september 1866 verslechterde haar gezondheidstoestand. De volgende maand werd ze opgegeven. Bernadette overleefde haar sterfbed echter. In december vernam ze dat haar moeder was overleden, amper 41 jaar oud. Bernadette hervatte op 2 februari 1867 haar noviciaat. Op 30 oktober 1867 deed ze haar religieuze geloften ten overstaan van de bisschop van Nevers. Zuster Marie-Bernarde werd vervolgens benoemd tot hulpverpleegster voor het hoofdklooster.
Overlijden
In 1869 kreeg ze opnieuw problemen met haar gezondheid. In maart 1871 vernam ze het overlijden van haar vader. Van 1875 tot 1878 verslechtert haar gezondheid drastisch. Toch doet zij haar eeuwige kloostergeloften. Vanaf 11 december 1878 bleef ze definitief in bed. Daar stierf ze op 16 april 1879. Op 30 mei 1879 werd de kist met haar lichaam bijgezet in de grafkelder van de Sint-Jozefskapel, in de tuin van het hoofdklooster van de Zusters van Liefde van Nevers.
Heiligverklaring
Het onderzoek betreffende de zaligverklaring van Bernadette vereiste de opgraving van haar lichaam. Dat gebeurde drie keer: september 1909, april 1919 en april 1925. Tot grote verrassing van alle onderzoekers was het lichaam intact gebleven. Op zondag 14 juni 1925, hoogfeest van het Heilig Sacrament, werd Bernadette door paus Pius XI zaligverklaard. Daarbij werd de 16de april, haar sterfdag, aangewezen voor haar liturgische gedachtenis. Op 3 augustus 1925 wordt haar intact gebleven lichaam geplaatst in een glazen schrijn in het koor van de grote kapel van het Sint-Gildardklooster in Nevers. Op haar gezicht en handen werd een fijn masker van was aangebracht. Op 8 december 1933, hoogfeest van de Onbevlekte Ontvangenis, verklaarde paus Pius XI haar heilig.
bron: nl.lourdes-france.org