Het nieuwtestamentische geschrift dat de naam 'Brief van Jakobus' heeft gekregen, stelt dat het geloof waardeloos is als het niet gepaard gaat met het verrichten van goede daden. Verder bevat de brief strenge vermaningen en spirituele bemoedigingen.

Spreuken en vermaningen

De Brief van Jakobus bestaat uit een tamelijk losse aaneenrijging van spreuken en vermaningen, zoals men die ook aantreft in de joodse wijsheidsliteratuur. Hij is geschreven in een frisse, beeldende taal, vaak met gebruikmaking van de directe, levendige, retorisch-dialogische stijl van de diatribe (gefingeerde discussie).

Diaspora

Behalve het opschrift is er niets dat het geschrift tot een brief zou bestempelen op de manier van Paulus' brieven aan de christengemeenten. De meest aannemelijke verklaring van het opschrift is dat het schrijven bestemd was voor Joden in de diaspora of verstrooiing die tot het christendom waren overgegaan.

Pseudoniem

De schrijver noemt zich 'Jakobus, dienstknecht van God en de Heer Jezus Christus'. Volgens de overlevering, die echter pas sinds de 4de eeuw na Christus vaste vormen begint aan te nemen, is hij Jakobus, 'de broer van de Heer' (vgl. Matteüs 13,55), die een leidende positie innam in de Jeruzalemse gemeente (Galaten 1,19; 2,9.12; Handelingen 12,17; 15,13; 21,18). Vrijwel algemeen is men van oordeel dat we te maken hebben met een pseudoniem geschrift, in de na-apostolische tijd ontstaan.

Naastenliefde

De betekenis van de brief van Jakobus is gelegen in de eenvoud en de ernst waarmee de schrijver een christendom van de daad verkondigt overeenkomstig de beginselen van de Bergrede. De nadruk valt op naastenliefde, goede werken, gebed, eerbied voor de arme en een onwereldse wijsheid.

Ziekenzalving

In de Jakobus-brief staat de Bijbelse bron voor het sacrament van de Ziekenzalving. “Is iemand van u ziek? Laat hij de oudsten van de gemeente roepen; zij moeten een gebed over hem uitspreken en hem met olie zalven in de naam van de Heer. En het gelovige gebed zal de zieke redden en de Heer zal hem oprichten. En als hij zonden heeft begaan, zal het hem vergeven worden.” (5,14-15)



Met dank aan de Katholieke Bijbelstichting (KBS) te Den Bosch die de 'Inleiding op de Brief van Jakobus (Willibrordvertaling van de Bijbel, uitgave 1995) welwillend ter beschikking heeft gesteld voor verwerking in dit lemma.