De Broeders en Zusters des Gemenen Levens vormden een van oorsprong Nederlandse lekengemeenschap die teruggaat op Geert Grote in Deventer. Zij waren de dragers en gangmakers van de beweging van de Moderne Devotie en hadden met hun huizen en activiteiten een uitstraling tot ver buiten de IJsselvallei. De historicus Jan Romein noemde hun beweging de eerste Noord-Nederlandse bijdrage aan de Europese beschaving.

Geert Grote

Bisschop Floris van Utrecht wijdde in 1379 magister Geert Grote tot diaken, waardoor deze de bevoegdheid kreeg al predikend rond te trekken door het diocees. Als uitvalsbasis koos hij het huis van zijn vriend en leerling uit, de priester Floris of Florens Radewijns. Met een tiental volgelingen trekt hij in 1380 bij hem in. Dit Heer Florenshuis aan de Engestraat in Deventer was het eerste huis van de Broeders van het Gemene Leven. Eerder had Geert Grote zijn eigen huis aan de Bagijnenstraat afgestaan aan een groep vrouwen. Dit werd het eerste Zusterhuis. De beweging van de Moderne Devotie was geboren. 

Naam

Broeders des Gemenen Levens (van het gemeenschappelijke leven) hebben ook in andere talen een vaste naam. In het Latijn heten zij: Fratres Vitae Communis, in het Duits: Brüder vom gemeinsamen Leben, in het Frans: Frères de la Vie commune en in het Engels: Brethren of the Common Life. De leden waren geestelijken en leken die zonder geloften af te leggen onder één dak samenleefden, in gemeenschap van goederen. Zij konden op geestelijk en materieel gebied in hun eigen behoeften voorzien en ontplooiden vanuit hun huis allerlei maatschappelijke en kerkelijke activiteiten ten behoeve van hun stedelijke omgeving.

Broeders met de Penne

De Broeders van Geert Grote werden ook wel de “Broeders met de Penne” genoemd. Deze naam verwierven zij door hun belangrijkste bron van inkomsten: het afschrijven van bijbels en getijdenboeken voor rijke burgers en edellieden, die vandaag de dag hoogtepunten vormen van de Middelnederlandse letterkunde. Bijzonder was dat, in tegenstelling tot de getijdenboeken uit de Franse of Duitse gebieden, de uit de Nederlanden afkomstige werken vooral in de landstaal werden geproduceerd. 

Landstaal

Het belang dat de Broeders des Gemenen Levens aan de landstaal toekenden, kan moeilijk worden overschat. In tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt, keurde de Katholieke Kerk het schriftelijke gebruik hiervan niet af, bijvoorbeeld in gebedenboeken of Bijbelvertalingen. Alleen heeft het tot het Tweede Vaticaans Concilie geduurd vooraleer ze de volkstaal toeliet tot de officiële liturgie.

Schoolsysteem

Veel leerlingen van de Latijnse School verbleven gedurende hun schooltijd bij de Broeders van het Gemene Leven. Deze zouden hun stempel op de Latijnse School drukken, bijvoorbeeld door de introductie van een klassensysteem met rapporten en overgangscriteria. Dit Deventer schoolmodel werd door Johan Cele, een vriend van Geert Grote, in Zwolle ingevoerd. Later zou het door Jan Standonck via Mechelen naar Parijs worden gebracht, en van daar uit de wereld veroveren (Franse Collèges, Duitse Gymnasia). Het Europese middelbaar onderwijsmodel vindt zijn oorsprong dus in de IJsselvallei.

Brandpunt

Onder het rectoraat van de priester Alexander Hegius wordt de Latijnse School van Deventer in de vijftiende eeuw het intellectuele brandpunt van de Noordelijke Nederlanden. De school trekt leerlingen aan uit heel Europa. Als in 1477 de drukpers in Deventer verschijnt, bouwt de stad haar reputatie van boekenstad uit tot de nummer één van Europa in 1500.

Conciliarisme

De door Geert Grote gestarte beweging heeft al vroeg invloed gehad op een hele stoet illustere namen van Europees formaat, zoals Johan van Gerson en Nicolaas Cusanus, beiden voorvechters van het conciliarisme: de stroming in de Katholieke Kerk die het gezag van het Oecumenisch Concilie (vergadering van alle bisschoppen) uiteindelijk stelt boven dat van de paus.

Humanisme en Universiteit

Andere grote geleerden, kunstenaars en politici als Rudolf Agricola, Wessel Gansfort, Erasmus van Rotterdam, Jeroen Bosch en Adriaan Floriszoon Boeyens, de latere (en enige Nederlandse) paus Adrianus VI, hebben allemaal op school gezeten bij of zijn beïnvloed door de Broeders van het Gemene Leven, die zo aan de wieg stonden van wat later het noordelijke of christelijke humanisme is gaan heten. De Broeders stonden ook aan de bakermat van menig academische instelling. Zo waren ze betrokken bij de oprichting van de Katholieke Universiteit Leuven in 1425 en bij die van de Universiteit van Tübingen in 1477.

Reformatie

De beweging van Geert Grote was kritisch ten opzichte van burgerlijke en kerkelijke gezagsdragers, maar is wel steeds binnen de katholieke kerk gebleven. En hoewel Maarten Luther in Maagdenburg een tijdje in een huis van de Broeders woonde, heeft de Reformatie met haar afkeer van kloosterlijke gemeenschappen het einde van de Broeders en Zusters des Gemenen Levens ingeluid. Ze betekende tevens het einde van de grote geestelijke en materiële bloei van de IJsselvallei. Aangezien de Reformatie in Deventer pas laat werd doorgevoerd en niet op de steun van een meerderheid van de bevolking kon rekenen, zijn de huizen pas rond 1600 één voor één gesloten, meestal door het hanteren van de “sterfhuisconstructie”. In de katholiek gebleven gebieden hebben ze tot in de 19e eeuw bestaan.

Erfenis

De oudste boeken van de in 1560 ten behoeve van het bisdom Deventer opgerichte Athenaeum Bibliotheek zijn afkomstig uit het Heer Florenshuis. De bibliotheek is gevestigd in een van de best bewaarde huizen van de Zusters des Gemenen Levens: het Agnietenklooster in het Deventer Noordenbergkwartier. In veel Nederlandse en Duitse steden zijn nog gebouwen en instellingen die hun oorsprong te danken hebben aan de navolgers van Geert Grote.