Een christen is een belijder van het christelijk geloof. In de Syrische stad Antiochië werd de aanduiding ‘christen’ voor het eerst gebruikt. In het Nieuwe Testament komt het maar drie keer voor.
Christus
Het Nederlandse woord christen komt van christianus, de Latijnse vorm van het Griekse woord χριστιανος (christianos). Het betekent: iemand die behoort tot de χριστος (christos = ‘gezalfde’).
Romeinen
De aanduiding ‘christen’ kan niet gegeven zijn door joden omdat zij Jezus niet als de Christus (Messias) beschouwden. Ook is het niet afkomstig van de Jezusvolgelingen zelf, want zij noemden zich ‘leerlingen’, ‘geroepenen’, ‘heiligen’, ‘gelovigen’ of ‘broeders’. Naar alle waarschijnlijkheid is ‘christen’ een term van Romeinse administratoren die de leden van de groeiende joodse sekte noemden naar hun meester die zij de naam ‘de Gezalfde’ gaven.
‘De Weg’
In de Handelingen der Apostelen wordt de Jezus-beweging zes keer aangeduid met ‘de Weg’ (? ?δ?ς, ho hodos). Het is niet bekend wat de oorsprong en de exacte betekenis daarvan is.
Antiochië
In Antiochië begonnen ook heidenen zich tot het geloof in Jezus te bekeren. Volgens Hand. 11,26 werden in deze metropool de ‘leerlingen’ voor het eerst ‘christenen’ (χριστιανοι) genoemd. Dat moet omstreeks het jaar 43 gebeurd zijn.
Handelingen
In totaal komt de term ‘christen’ maar drie keer voor in het Nieuwe Testament. In de Handelingen staat het naast vers 11,26 ook nog in 26,28. Koning Herodes Agrippa II brengt een beleefdheidsbezoek aan de Romeinse gouverneur Festus in Caesarea. Op dat moment is Paulus zijn zaak aan het bepleiten bij Festus. Agrippa is nieuwsgierig naar Paulus en vraagt of hij bij het proces mag zijn. Tijdens zijn verdediging zegt Paulus: ‘Koning Agrippa, gelooft u de profeten? Ik weet dat u hen gelooft.’ Agrippa zegt dan tegen Paulus: ‘Het scheelt maar weinig of u maakt nog een christen van me’ (Nieuwe Bijbelvertaling).
Eerste Petrusbrief
De derde plaats waar ‘christen’ voorkomt is de Eerste Brief van Petrus, waarin de auteur schrijft: Laat niemand van u moeten lijden omdat hij een moordenaar is, een dief, misdadiger of onruststoker. Maar als u lijdt omdat u christen bent, schaam u dan niet en draag die naam tot eer van God (4, 15.16, NBV).