Crimen sollicitationis is een geheim Vaticaans document uit 1962. Het legt uit hoe de kerk strafzaken moet voeren tegen priesters die seksuele zonden van de ergste soort hebben begaan. Het gaat in de tekst vooral over het misdrijf van sollicitatio, waarbij een biechtvader aanzet tot seksuele handelingen.

Heiligheid van de biecht

Crimen sollicitationis is een geheim Vaticaans document dat werd uitgebracht op 16 maart 1962. Het verscheen onder de verantwoordelijkheid van kardinaal Alfredo Ottaviani, prefect van het Heilig Officie, het orgaan van de Romeinse Curie dat nu Congregatie voor de Geloofsleer heet. Het Latijnse document werd goedgekeurd door de toenmalige paus, Johannes XXIII. Het had als doel door middel van strafmaatregelen en absolute geheimhouding de heiligheid van het biechtsacrament te beschermen.

Ratzinger

Crimen sollicitationis was zo geheim dat zelfs veel bisschoppen niet wisten dat het bestond. In 2001 maakte kardinaal Joseph Ratzinger, toen prefect van de Congregatie voor de Geloofsleer, voor het eerst melding van het document in een brief aan alle bisschoppen van de Kerk. De brief verwijst naar een pauselijk document van datzelfde jaar, het motu-propio Sacramentorum sanctitatis tutela van Johannes Paulus II. Ook deze paus noemt nadrukkelijk het geheime document Crimen sollicitationes.

Nog van kracht

Volgens de meeste kerkrechtsgeleerden is Crimen sollicitationis nog steeds van kracht, behalve op de punten waar de beide in 1983 verschenen wetboeken Codex van Canoniek Recht en Codex van Canons van de Oosterse Kerken andere rechtsnormen voorschrijven.

Doofpotbeleid

Nadat het bestaan van Crimen sollicitationis in brede kring bekend raakte, ontstond er vooral bij advocaten van misbruikslachtoffers verontwaardiging over het gegeven dat het document zo'n sterke nadruk op geheimhouding legt. Dat zou een kerkelijk doofpotbeleid in de hand hebben gewerkt. Kardinaal Ratzinger zou volgens critici vanwege het feit dat hij toezag op de uitvoering van Crimen sollicitationis, medeverantwoordelijk zijn voor het steeds opnieuw overplaatsen van priesters die van seksueel misbruik van kinderen werden beschuldigd.

Sollicitatio

Crimen sollicitationis is een instructie voor diocesane bisschoppen en oversten van religieuze gemeenschappen. Het legt uit hoe te handelen in geval een priester wordt beschuldigd van sollicitatio. Deze Latijnse kerkrechtelijke term is gereserveerd voor een bepaald misdrijf (crimen). Alleen een priester die biecht hoort kan er zich schuldig aan maken. Van sollicitatio is namelijk sprake als een biechtvader direct of indirect te kennen geeft seksuele handelingen met een biechteling te willen plegen, of zoals het document het in de inleiding beschrijft: ad inhonesta et turpia sollicitare vel provocare ('het aanzetten of uitdagen tot oneervolle of schandelijke zaken'). Daar valt ook onder dat de priester anderen tot seksuele zonden aanzet. Ook seks of pogingen tot seks met de biechteling kort voor of kort na de biecht wordt tot sollicitatio gerekend. Dat geldt eveneens voor avances of seksuele handelingen in een treffen dat de schijn van een biechtgesprek heeft.

Verderfelijkste misdaad

In titel V van het document worden de tot dan beschreven maatregelen en juridische procedures uitgebreid naar de gevallen waarin een clericus van de 'verderfelijkste misdaad' (crimen pessimum) wordt beschuldigd. Een dergelijk vergrijp doet zich voor als een clericus een 'obscene' en 'zeer zondige' daad met kinderen, met personen van hetzelfde geslacht of met dieren verricht of waagt.

Geen gewoon proces

Het document zegt dat een strafproces met betrekking tot sollicitatio of een van de 'verderfelijkste zonden' vanwege de aard van de delicten geen gewoon proces mag zijn. Het dient gevoerd te worden door de bevoegde instanties van de lokale kerk. Dat kan de plaatselijke bisschop zijn maar ook een abt in het geval het vergrijp zich binnen het territorium van zijn abdij voordeed. Het proces valt echter wel onder verantwoordelijkheid van het Heilig Officie, in 1962 de hoogste pauselijke instantie inzake geloof en zeden. Het is dit orgaan dat de veroordeling uitspreekt en de straf bepaalt. Het kan ook zijn dat de plaatselijke kerkelijke autoriteit besluit de rechtszaak meteen door te verwijzen naar Rome. Dat kan als een bisdom zichzelf niet voldoende toegerust acht om een proces te voeren.

Strikte geheimhouding

Geheimhouding is bij sollicitatio-processen van het grootste belang. Alles wat tijdens een dergelijk zaak genoteerd wordt moet strikt geheim blijven. Allen die bij de organisatie van het proces betrokken zijn dienen zich te houden aan een 'eeuwige stilte' (perpetuo silentio). Daartoe leggen zij een eed af, waarvan de plechtige formule in een appendix (Formula A) van het document gegeven is. De inhoud van het proces is volgens het document een 'geheim van het Heilig Officie'. Zij die deze geheimhouding schenden worden van rechtswege automatisch geëxcommuniceerd (excommunicatio latae sententiae ipso facto). Absolutie voor dit vergrijp kan alleen door de paus worden verleend.

Schending van eed

Niet alleen het tribunaalpersoneel maar ook de aanklagers (accusatores) of de gelovigen die de zonde aan het licht hebben gebracht (denuntiantes) en de getuigen (testes) moeten een eed tot geheimhouding afleggen. Dit is echter een gewone eed die niet in het document wordt gespecificeerd. Opmerkelijk daarbij is dat op het schenden van deze geheimhoudingsgelofte geen kerkelijke straffen staan. Dus als de aanbrenger van de sollicitatio tijdens het kerkrechtelijk proces besluit de priester bij de politie aan te geven, loopt hij geen risico geëxcommuniceerd te worden. De aanbrenger wordt echter wel gestraft als de ordinarius (een bisschop of een kloosteroverste) het van te voren duidelijk gemaakt heeft dat het verbreken van de geheimhouding strafbaar is.

Slachtoffer

Het is niet gezegd dat een slachtoffer van seksueel misbruik ook de aanbrenger van het delict is. In dat geval is het slachtoffer niet aan geheimhouding gebonden, om het simpele feit dat hij niet bij het proces betrokken is. Te denken valt aan een situatie waarin een vader bij de plaatselijke bisschop meldt dat zijn kind door een priester is misbruikt. Het staat het kind naar de letter van de kerkelijke wet vrij om het misbruik bij de wereldlijke autoriteiten aan te geven.

Biechtgeheim

De geheimhoudingsplicht beoogt vanwege het delicate karakter van de misdrijven de schade aan de Kerk zoveel mogelijk te beperken. Bovendien heeft een sollicitatio-zaak een bijzondere aard, omdat de aangeklaagde zich niet mag verdedigen. Aangezien de zonde plaatshad in de context van een biechtgesprek, is het de beschuldigde priester vanwege het biechtgeheim verboden erover te spreken. Het biechtgeheim is geen gewoon ambtsgeheim, maar een 'sacramenteel zegel', dat een absolute onschendbaarheid bezit. Dat betekent dat een biechtvader in geen enkel geval datgene wat in een biecht besproken is, naar buiten mag brengen.