Al meer dan zeven eeuwen bedienen de franciscanen op gezag van de paus de christelijke heiligdommen in het Heilig Land. Hun taak bestaat uit het bidden bij de heiligdommen, de pastorale zorg voor de katholieken in het Heilig Land en het dienstbetoon aan pelgrims. Binnen de organisatie van de Orde der Minderbroeders hebben de aan het Heilig Land verbonden franciscanen de status van custodie.
De door Sint Franciscus van Assisi gestichte Orde der Minderbroeders is door de pausaangewezen om de katholieke secties van de christelijke heiligdommen in het Heilig Land te beheren. Deze taak wordt al meer dan zes eeuwen door de franciscanen waargenomen. De kerkelijke bestuurseenheid die daarvoor werd opgericht heet Custodie van het Heilig Land (Latijn: Custodia Terrae Sanctae).
Custos
Custodie is een kerkelijke term die verwijst naar een bepaalde bestuurseenheid binnen de Orde der Minderbroeders. Aan het hoofd daarvan staat een custos.
Heiligdommen
Het werk van de Custodie van het Heilig Land wordt uitgevoerd in Israël, Palestina, Jordanië, Syrië, Libanon, Egypte, Cyprus en Rhodos. Ongeveer 300 franciscanen zijn daar aanwezig en werken er nauw samen met een honderdtal zusters van diverse religieuze congregaties. De Custodie beheert de volgende heiligdommen of secties daarvan:
- Heilig-Grafkerk in Jeruzalem
- Geboortebasiliek in Bethlehem
- Annunciatiebasiliek in Nazareth
- Via Dolorosa in Jeruzalem
- Heilig Cenakel in Jeruzalem
- Dormitio Sanctae Mariae
- Gethsemane
- Dal van Kedron
- Dominus Flevit
- Heiligdom van Bethanië
- Veld der Herders bij Bethlehem
- Berg Tabor
- Opgravingen in Kafarnaüm
- Kana in Galilea
- Ain Karim (geboorteplaats Johannes de Doper)
- Basiliek ter Nagedachtenis aan Mozes op de Berg Nebo
GESCHIEDENIS
Provincie van het Heilig Land
In 1217 besloten de franciscanen tijdens een algemeen kapittel dat zij het evangelie over de hele wereld zouden verkondigen. Zij verdeelden toen de wereld in missieprovincies, waaronder die van het Heilig Land. Dat omvatte een groot gebied, waartoe ook enkele delen van Egypte en Griekenland werden gerekend. Tijdens een kruistocht in 1219 bezocht Sint Franciscus deze provincie. Op deze reis liep hij in Egypte dwars door de frontlinies om aan de moslims het evangelie te verkondigen. Hij had er een ontmoeting met sultan al-Kamil, die hem hoffelijk ontving en met wie hij een godsdienstig gesprek voerde.
Onderverdeeld in custodieën
In 1265 besloot het algemeen kapittel van de franciscanen de provincie van het Heilig Land te beperken tot Cyprus, Syrië, Libanon en Palestina. De provincie werd ook onderverdeeld in regio's, die custodieën werden genoemd. Daartoe behoorden de franciscaanse kloosters in Acre, Antiochië, Sidon, Tripoli, Tyrus, Jeruzalem en Jaffa.
Veroverd door moslims
De vroege aanwezigheid van de franciscanen eindigde in 1291, door de veroveringen van de moslimlegers. Zij vluchtten naar het eiland Cyprus, waar zij plannen maakten om te zijner tijd in Palestina terug te keren. Paus Johannes XXII gaf de franciscanen in een bul, gedateerd op 9 augustus 1328, toestemming om ieder jaar twee broeders naar de heilige plaatsen te sturen.
Koningspaar Napels
In 1333 onderhandelden koning Robert d'Anjou van Napels en zijn vrouw, koningin Sancia, met de sultan van Egypte om het Cenakel (de zaal van het Laatste Avondmaal) aan te kopen en om in de Heilig-Grafkerk de liturgie te vieren. Tussenpersoon was de minderbroeder Ruggero Garini. De onderhandelingen waren succesvol. Broeder Garini liet daarop in de nabijheid van het Cenakel met financiële hulp van koningin Sancia een klooster bouwen. Het vorstenpaar wisten de moslimautoriteiten ook over te halen de franciscanen toe te staan andere heiligdommen in eigendom te hebben en bij andere heiligdommen pastorale diensten te verlenen. Dit markeerde de definitieve terugkeer van de franciscanen in het Heilig Land. Voortaan was er geen sprake meer van een provincie maar van een custodie.
Rechtstreeks onder de paus
Paus Clemens VI prees in 1342 in twee pauselijke bullen het werk van de koning en koningin van Napels. Ook vaardigde hij bepalingen uit over de wijze waarop de kerkelijke activiteiten in het Heilig Land geregeld moesten worden. De eerste statuten van de franciscanen met betrekking tot het Heilig Land dateren van 1377. Daarin staat dat maximaal twintig broeders de heiligdommen van het Cenakel, de Heilig-Grafkerk en Bethlehem bedienen. In 1517 verleende paus Leo X autonomie aan de Custodie van het Heilig Land met speciale privileges en rechten. De custos ressorteerde vanaf dat moment direct onder de paus. Sinds 1558 heeft de Custodie haar zetel in het klooster van de Allerheiligste Verlosser in Jeruzalem. Tegenwoordig wordt de custos benoemd door de generale bestuursraad van de Orde der Minderbroeders; deze benoeming moet echter wel door de paus worden bekrachtigd.
Onder de Ottomanen
Ondanks moeilijkheden verging het de Custodie goed tijdens het Ottomaanse bewind in het Heilig Land. Vele religieuze, sociale en culturele activiteiten werden door de Custodie ondernomen. Pausen bemoedigden de gelovigen de Custodie economisch en financieel te ondersteunen. In 1623 vaardigde paus Urbanus VII een bul uit waarin hij zei dat 'het de plicht was van zowel alle katholieke vorsten als van de pausen de franciscanen in het Heilig Land te beschermen'.