De Messias, de uiteindelijke vredesvorst, is in het joodse geloof een nazaat van de Bijbelse profeet David. Deze herder uit Bethlehem werd tot koning van Israël gezalfd. Hij versloeg de Filistijnse reus Goliath, streed tegen de heidense volkeren en haalde de Ark van het Verbond naar Jeruzalem. Hij bespeelde de citer en geldt als de dichter van de psalmen. Hij is de grondlegger van de eredienst van JHWH in Jeruzalem.

Davidverhaal
Het verhaal van David is te vinden in vier Bijbelboeken: het eerste en tweede boek Samuël (vanaf 1 S.16,1), het eerste boek Koningen (tot 1 Kon. 2,11) en het eerste boek Kronieken (vanaf 1 Kron. 10).

Bethlehem
David was de zoon van Isaï (Jesse), de zoon van Obed, die weer de zoon was van Boaz en Ruth. Isaï was een Efrathiet die in Bethlehem in Juda woonde. Hij had acht zonen: Eliab, Abinadab, Samma, Sima, Netanel, Raddai, Osem en David. Daarnaast had hij nog twee dochters: Zeruja en Abigaïl.

Schapenhoeder
Nadat koning Saul tijdens een veldtocht tegen de Amalekieten de gunst van God had verspeeld, stuurde JHWH de profeet Samuel naar Isaï met de mededeling dat één van zijn zonen was uitverkoren om de nieuwe koning te worden. Isaï stelde daarop zijn zeven oudste zonen voor aan de profeet, maar Samuël wist dat geen van hen was uitverkoren. Tenslotte vroeg de profeet of Isaï wel al zijn zonen bijeen had geroepen, waarop die antwoordde dat de jongste, David, de schapen aan het hoeden was. Samuel liet David halen. Zodra de profeet de achtste zoon zag liet God weten dat deze was bestemd voor het koningschap.

Gezalfde
David wordt beschreven als een knappe jongen met rossig haar en mooie ogen. Samuël zalfde hem in opdracht van JHWH met olie. Zo werd hij de gezalfde Gods. Vanaf zijn zalving was de Geest over David gekomen, zo staat er geschreven.

Citerspelen voor de koning
David kwam bij Saul in dienst dankzij zijn citerspel. De koning die last van demonen had, moest volgens zijn dienaren worden opgebeurd door iemand die goed citer kon spelen. Zijn hovelingen vonden voor hem David. Opmerkelijk is dat de citerspeler uit Bethlehem in eerste instantie wordt aangeprezen vanwege zijn dapperheid en krijgsmanschap. Ook wordt hij geroemd om zijn eloquentie en zijn knappe uiterlijk. Zo kwam David in dienst van de koning. En telkens als Saul een demonische aanval te verduren kreeg, speelde de herder uit Bethlehem op zijn citer om de gekwelde vorst tot bedaren te brengen.

Goliath
Al vroeg in het Davidverhaal wordt de beroemde episode van de Filistijnse reus Goliath verteld. Tijdens een militair conflict trad Goliath naar voren. Hij daagde de Israëlieten uit om een kampioen aan te wijzen die met hem in een duel het geschil tussen de twee volken zou beslechten. Niemand durfde de onbesneden reus te bevechten. Veertig dagen lang bleef Goliath de Israëlieten uitdagen. Toen David ervan hoorde, meldde hij zich bij Saul en zei dat hij de Filistijn zou doden om daarmee Israël verdere schande te besparen. Saul ging akkoord en de nog onaanzienlijke David trad zijn tegenstander zonder wapenuitrusting tegemoet. Het enige wapen was zijn slinger met stenen. Bij de eerste worp trof hij het hoofd van Goliath, die dood neerviel. David onthoofdde de reus met diens eigen zwaard. Daarop vluchtten de Filistijnen in paniek weg.

Conflict met Saul
Saul had de actie van David gezien en besloot hem in vaste dienst te nemen. De koning stelde hem zelfs aan als hoofd van het Israëlitische leger. Na elke gewonnen veldslag werd David geroemd. Dat wekte de afgunst van de koning, die zijn citerspeler en generaal zelfs met een lans trachtte te doden. Toen dat niet lukte werd Saul bang van David. Hij hoopte dat hij in de oorlog tegen de Filistijnen zou sneuvelen. De koning bood hem zijn dochter aan als bruid, maar vroeg als bruidsprijs honderd voorhuiden van Filistijnen. Saul meende dat David bij de verwerving van deze bruidsprijs zeker zou sneuvelen. Maar David doodde tweehonderd Filistijnen. Hun voorhuiden legde hij voor de koning neer en David huwde Sauls dochter Mikal. Vanaf dat moment beschouwde Saul zijn nieuwe schoonzoon als diens vijand.

Jonathan
Saul had het plan opgevat om David te laten doden. Jonathan, een van Sauls zonen, was bevriend met David en waarschuwde hem. Ook riep hij zijn vader op zijn moordzuchtig plan niet uit te voeren, want was David niet diens trouwste dienaar? Jonathan en David sloten met elkaar een vriendschapsverbond. Toen Saul erachter kwam dat zijn zoon met zijn vijand optrok, ontstak hij in woede. Hij kon niet begrijpen dat Jonathan partij koos voor David. Vormde die geen bedreiging van Sauls koningschap en daarom ook dat van Jonathan, die kroonprins was? Inmiddels was David op de vlucht geslagen. Hij voegde zich bij de profeet Samuël in Najoth bij Rama. Toen Saul hem daar kwam zoeken, vluchtte hij ook daar weg.

Op de vlucht
David verschool zich op tal van plekken. Toen Saul hoorde dat hij zich in de woestijn van Engedi begaf, trok de koning er met drieduizend soldaten naartoe. In een spelonk deed Saul zijn behoefte, niet wetende dat David en zijn mannen hem in het vizier hadden. David was toen bij machte de koning te doden. Hij deed dat niet uit piëteit voor Saul, omdat hij hem nog steeds beschouwde als de gezalfde van JHWH. In plaats daarvan sneed hij een stuk van Sauls mantel af, zonder dat deze het merkte.

David spaart Sauls leven opnieuw
Saul had vernomen dat David zich dit keer schuilhield op de heuvel Chakila. Opnieuw ging hij op David jagen. Maar ook dit keer draaide de rollen zich om. Toen Saul lag te slapen, wist David tot hem te naderen. Zijn gezel Abisai zei hem dat hij nu de kans had de koning te doden. Maar David spaarde, godvrezend als hij was, Sauls leven. Hij pakte de lans en de waterkruik van Saul en ging ermee naar de top van een berg. Van daar riep hij naar Sauls generaal Abner, toonde hem de lans en de waterkruik en zei hem dat hij de koning niet had gedood. Saul hoorde Davids stem en sprak verzoenende woorden. David vertrouwde de koning echter niet en besloot zijn toevlucht te nemen tot het land van de Filistijnen.

Sauls dood
Tijdens een veldslag tussen de Filistijnen en de Israëlieten werden de zonen van Saul, onder wie Jonathan, gedood. De koning zelf werd in het nauw gedreven. Uit angst voor de Filistijnen beval hij zijn wapendragers hem te doden. Toen die dat weigerden, pleegde Saul zelfmoord. David hoorde ervan toen hij terugkeerde van de strijd tegen de Amalekieten. Een man die in het gevlei bij David wilde komen, zei dat hij degene was die Saul had gedood. David, die rouwde om Saul en Jonathan, liet deze man doodsteken, omdat hij het gewaagd had te zeggen dat hij de gezalfde van JHWH had gedood.

Koning van Juda
JHWH beval David naar Hebron te gaan. Met zijn vrouwen Achinoam en Abigaïl trok hij naar Hebron om daar tot koning van de stam van Juda gezalfd te worden. Isboseth, een zoon van Saul, werd uitgeroepen tot koning van Israël. Hij regeerde twee jaar over Israël, uitgezonderd Juda. David was zeven jaar en zes maanden koning van Juda te Hebron. Daar kreeg hij zes zonen. Een van hen was Absalom, verwekt bij Maäka, de dochter van koning Talmaï van Gesur.

Heerser van heel Israël
Het huis van David verkeerde in oorlog met het huis van Saul. Na de dood van Abner, Sauls en Isboseths legeraanvoerder, werd Isboseth bang. Hij werd vermoord door twee bendeleiders uit de stam Benjamin. Zij brachten zijn hoofd bij David. Maar David treurde om de dood van zijn tegenstander Isboseth, de zoon van Saul, en liet de Benjaminieten doodsteken. Na de dood van Isboseth kwamen alle Israëlitische stammen bijeen in Hebron. Daar zalfden ze David tot koning van heel Israël.

Jeruzalem
Eenmaal koning van heel Israël begaf David zich naar de stad Jeruzalem, waar de Jebusieten woonden. Hij veroverde de burcht Sion, die omgedoopt werd tot de Davidsstad, en liet er een paleis bouwen. Hij nam andere vrouwen en bijvrouwen. In Jeruzalem kreeg hij elf kinderen. Zodra de Filistijnen ervan hoorden dat David in Jeruzalem regeerde, trokken zijn naar hem op, maar David versloeg hen.

Ark van het Verbond
De Ark van het Verbond, de heilige kist die de Stenen Tafelen waarop de Tien Geboden waren ingekerfd, was het zichtbare teken van Gods mysterieuze aanwezigheid in Israël. De Ark bevond zich in het huis van Abinadab in Kiriath-Jearim, nadat het een tijdje in het land van de Filistijnen was geweest. David wilde dat de Ark werd verplaatst naar Jeruzalem. Met dertigduizend militairen en alle burgers van Juda ging hij de Ark halen. Hij werd op een nieuwe wagen geladen en naar Sion vervoerd. “David en alle Israëlieten dansten voor de Heer uit en speelden op allerlei instrumenten.” Toen de runderen die de wagen trokken op hol sloegen, raakte Uzza, de zoon van Abinadab, de Ark aan. Hij werd voor straf door JHWH met de dood getroffen. David schrok daar zo van dat hij afzag van zijn plan de Ark naar Sion te halen. In plaats daarvan werd de Ark ondergebracht in het huis van Obed-Edom. Toen David merkt dat de zegen van God op deze familie was neergedaald, besloot de koning alsnog de Ark naar de Davidsstad te halen. Onder luid gejuich en bazuingeschal werd de Ark naar Sion overgebracht. David, slechts gekleed in een linnen lijfrok, danste tijdens de processie voor de Ark uit. Hij werd daarvoor geminacht door Mikal, de dochter van Saul. David antwoordde haar dat hij bereid was zich nog dieper voor JHWH te vernederen. Mikal bleef vanwege haar spot haar hele leven kinderloos. De Ark werd geplaatst in een tent naast het paleis van David. De koning droeg brand- en slachtoffer aan JHWH op, zegende het volk en deelde voedsel aan de Israëlieten uit.

Vrede en gerechtigheid
Als alleenheerser van Israël voerde David tal van oorlogen met de heidense volkeren in Kanaän. Intussen werd hij door de Israëlieten geroemd vanwege zijn rechtvaardigheid. Zijn rijk bloeide omdat de militaire kracht van Israël een duurzame vrede bewerkstelligde.

Bathseba
Tijdens een oorlog met de Ammonieten en het beleg van Rabba, was David in zijn paleis gebleven. Op het dakterras keek hij naar een vrouw die zich aan het baden was. Hij werd verliefd op haar. Haar naam was Bathseba, de vrouw van Uriah de Hethiet, een legerofficier die deelhad aan de belegering van Rabba. David gaf de opdracht hem vooraan in de frontlinies te zetten zodat hij zeker zou sneuvelen. Na Uriah's dood nam hij Bathseba tot zich. Die schonk hem een zoon. JHWH stuurde de profeet Nathan naar David om hem ervan bewust te maken dat hij zwaar gezondigd had. Voor straf werd het kind ziek. David begon berouwvol te vasten, maar toen het kind gestorven was, hield hij op met zijn boetedoening. Hij troostte Bathseba, sliep met haar en verwekte een nieuwe zoon. Hij noemde hem Salomo.

Absalom
Een van de meest tragische gebeurtenissen in de strijd om de opvolging van David als koning van Israël was de opstand van Absalom, zijn derde zoon. Amnon, Davids eerstgeborene, had Absaloms zus Tamar verkracht. Absalom doodde Amnon en werd daarom door David verbannen. Nadat Absalom van zijn vader weer naar Jeruzalem mocht terugkeren, zat hij nog steeds vol wrok. Hij begon samen te zweren tegen David, wat leidde tot een militaire opstand. De koning gaf zijn generaal Joab de opdracht Absalom gevangen te nemen. Bij een wilde achtervolging te paard bleef Absalom met zijn haren in de takken van een boom steken. Joab zag hem hangen en doorstak hem met drie spiesen dood, dit tegen Davids uitdrukkelijke bevel om Absaloms leven te sparen. Toen de koning het bericht van Absaloms dood vernam, barstte hij in tranen uit. Ontroostbaar riep hij uit: “Mijn zoon Absalom, mijn zoon, zoon Absalom! Ach, was ik maar in jouw plaats gestorven. Absalom, mijn zoon, mijn zoon.”

Doodsengel van JHWH
David haalde eens de woede van JHWH op de hals toen hij in heel Israël een volkstelling liet houden. Het blijft onduidelijk waarom God deze volkstelling zo verafschuwde. JHWH strafte David hard door hem een keuze te laten maken uit drie straffen: drie jaar hongersnood, drie maanden vijandelijk geweld of drie dagen de pest. David koos voor het laatste, omdat hij liever in handen viel van de verderfengel van de barmhartige JHWH dan in mensenhanden. Gods engel zaaide dood en verderf: zeventigduizend Israëlieten kwamen om. David begreep niet waarom JHWH, die echter spijt van het aangerichte onheil had gekregen, onschuldigen had laten doden, terwijl hij straf verdiende.

JHWH-cultus
In het eerste boek Kronieken wordt David voorgesteld als de grote organisator van de cultus voor JHWH in Jeruzalem. Hij bereidde de tempelbouw voor, hij formeerde de priesterklasse, hij deelde de Levieten in afdelingen in en verleende hun allerlei liturgische taken, hij gaf de nakomelingen van Asaf, Heman en Jeduthun vrijstelling om lofliederen te zingen onder begeleiding van diverse instrumenten.

Opgevolgd door Salomo
Toen David op hoge leeftijd was, wierp zijn zoon Adonia zich als troonsopvolger op. Maar David had zijn vrouw Bathseba gezworen dat Salomo hem zou opvolgen. Toen Bathseba en de profeet Nathan hun beklag kwamen doen over het gedrag van Adonia, zwoer David opnieuw dat Salomo de nieuwe koning van Israël zou worden. David stierf en werd begraven in de Davidsstad. Hij had veertig jaar geregeerd, zeven jaar in Hebron en drie-endertig jaar in Jeruzalem. Salomo vervulde de wens van zijn vader door voor JHWH in Jeruzalem een tempel te bouwen, zodat de Ark van het Verbond niet langer in een tent hoefde te staan. JHWH had David verboden de tempel te bouwen, omdat hij oorlogen had gevoerd en bloed had vergoten.

Messias
David was een man naar Gods hart. Hij is het toonbeeld van het Israëlitische koningschap. Eens zal een van zijn nakomelingen de scepter zwaaien over heel de wereld, zo geloven de joden. Deze toekomstige koning wordt de Gezalfde (Messias) genoemd. Volgens de geslachtslijst van het Mattheüs-evangelie behoorde Sint Jozef tot het Huis van David. “Jozef was de man van Maria. Bij haar werd Jezus verwekt, die Christus wordt genoemd.” Christos is het Griekse woord voor 'gezalfde'. In het verhaal over Jezus' intocht in Jeruzalem in het Mattheüs-evangelie staat dat kinderen in de tempel Jezus toejuichten met de woorden: “Hosanna voor de Zoon van David.”

Psalmen
David wordt zowel in de joodse als de christelijke traditie beschouwd als de dichter van veel Psalmen. Zo wordt psalm 51, in het westen bekend als het Miserere, beschouwd als Davids boetepsalm, die hij schreef nadat hij door de profeet Nathan was gewezen op de zonde die hij met Batsheba beging.

Historiciteit
Over de historiciteit van koning David is lang getwijfeld. Bijbelwetenschappers die dat niet deden schatten dat zijn koningschap duurde van 1010 tot 970 v. Chr. In 1993 zou er voor het eerst historisch bewijs van het bestaan van David zijn gevonden. Archeologen vonden bij Tel Dan in het noorden van Israël een stenen plaat met een ingekerfde tekst. In het Aramees wordt daar herinnerd aan een militaire overwinning van koning Asa van “het Huis van David”. Daarmee zou zijn aangetoond dat David meer was dan een legendarische figuur.

Profeet
Sint Petrus noemt in zijn Pinkstertoespraak David zowel een aartsvader als een profeet. “Broeders, ik mag over de aartsvader David wel ronduit tegen u zeggen dat hij gestorven en begraven is; tot op de dag van vandaag bevindt zijn graf zich bij ons. Omdat hij een profeet was en wist dat God hem onder ede gezworen had dat Hij een van zijn nazaten zou laten zetelen op zijn troon, sprak hij met vooruitziende blik over de opstanding van de Messias: dat Hij niet aan het dodenrijk zou worden overgelaten en zijn lichaam geen bederf zou zien” (Handelingen 2,29-31).

Graf van David
Davids graf waarover Petrus sprak, zou nog steeds in Jeruzalem zijn. De graftombe op de Berg Sion is een druk bezocht heiligdom. Joden bidden er psalmen. Ook voor christenen en moslims is het graf een heilige plek. In 1173 werd de plek door de reizende rabbijn Benjamin van Tuleda aangewezen.