De christelijke ecclesia is de door God bijeengeroepen gemeenschap van gelovigen, oftewel de kerk.

Etymologie
Het Griekse woord ?κκλησ?α (ekklèsia) komt volgens Van Dale Etymologisch Woordenboek van ekklètoi (‘commissie’, ‘deputatie’; meervoud van ekklètos [‘scheidsrechter’]). Dit zelfstandig naamwoord is gevormd uit het voltooid deelwoord van ekkalein (‘oproepen’, ‘wegroepen’), van ek (‘uit’) en kalein (‘roepen’).

Volksvergadering
De ekklèsia was in de meeste Helleense stadstaten de volksvergadering. In Athene vertegenwoordigde zij vanaf 507 de hoogste macht: zij was wetgeefster en aan haar moesten de magistraten verantwoording afleggen. In monarchieën en oligarchische staten had de ekklèsia slechts een adviserende taak.

Kerk
In het Nieuwe Testament wordt de term ekklèsia gebruikt voor zowel de plaatselijke christengemeente als de gehele gemeenschap van christengelovigen. In Nederlandse Bijbelvertalingen is ekklèsia vertaald met ‘kerk’ of ‘gemeente’. Pas in de 3e eeuw is zowel ekklèsia als ecclesia ook ‘kerkgebouw’ gaan betekenen.

Qahal
Ekklèsia en synagogè zijn de Griekse vertalingen van het Hebreeuwse woord qahal. In het Oude Testament wordt dit begrip gebruikt om de door God bijeengeroepen vergadering aan te duiden.

Romaanse talen
In alle Romeinse talen komt het woord voor ‘kerk’ van ecclesia, bijvoorbeeld église (Frans), chiesa (Italiaans), iglesias (Spaans) en igreja (Portugees) - waarvan weer het Indonesische woord voor kerk, gereja, is afgeleid. In de Germaanse talen komt het van Κυριακη οικια (Kiriaki oikia): ‘huis van de Heer’.