Het eerste boek Kronieken vertelt het verhaal van de Israëlieten vanaf Adam tot en met koning David. Bijzondere aandacht is er voor de inrichting van de JHWH-cultus in Jeruzalem.

Geschriften
Het eerste boek Kronieken werd op de Joodse synode te Jamnia in het jaar 90 na Christus pas definitief, samen met het tweede boek Kronieken, als één boek in de Hebreeuwse canon opgenomen en daar ondergebracht bij de Chetubim ('Geschriften'), het derde deel van de Hebreeuwse Bijbel.

Paralipomenon
Onze naam Kronieken gaat wellicht terug op Hiëronymus (4de eeuw), die terecht meende dat 'Kronieken' een betere naam voor beide boeken zou zijn dan het door de Septuaginta gebruikte Paralipomenon, welke titel kan doen vermoeden dat de boeken slechts een aanvulling zouden zijn op de boeken Samuël en Koningen.

Van Adam tot David
Het eerste boek Kronieken bestrijkt de periode die begint met Adam en eindigt met David. Het bevat, met kleine wijzigingen, voor een groot deel een letterlijke weergave van grote stukken uit de boeken Samuël en Koningen, naast een aanzienlijke hoeveelheid oorspronkelijk materiaal.

Ezra en Nehemia
Van oudsher heeft men de boeken Kronieken tezamen met Ezra en Nehemia, beschouwd als een literaire eenheid. Hiervoor worden de volgende redenen aangegeven.
- Ten eerste zijn het beginstuk van Ezra en het slotstuk van 2 Kronieken gelijkluidend.
- Ten tweede vertonen de werken een groot aantal opvallende overeenkomsten van taalkundige aard (dezelfde uitdrukkingen en woorden, die men elders niet of zelden tegenkomt).
- Ten derde hebben ze eenzelfde aandacht voor geslachtsregisters en naamlijsten. Zo vindt men in 1 Kronieken: geslachtslijsten van de twaalf stammen van Israël en de families van Saul en David (1 Kr 1-8); naamlijsten van de bewoners van Jeruzalem (9,1-21); de naamlijst van Davids helden (11,26-47); de Levieten, priesters en zangers, aanwezig bij het overbrengen van de ark (15,5-11.17-24); de familiehoofden van de Kehatieten en Merarieten (24,20-31).
- Ten vierde worden zowel in Kronieken als in Ezra en Nehemia vaak priesters en Levieten genoemd in hun hoedanigheid als zangers en poortwachters.
- Ten slotte vindt men een grote belangstelling voor godsdienstige plechtigheden. In 1 Kronieken hebben deze plechtigheden plaats bij gelegenheid van de overbrenging van de ark (15-16).

Het ligt daarom voor de hand dat velen voor Kronieken, Ezra en Nehemia eenzelfde auteur veronderstellen, of tenminste aannemen dat de schrijver van Ezra en Nehemia een leerling geweest is van de auteur van Kronieken (zie de inleidingen op Ezra en Nehemia). Onzekerheden blijven echter bestaan: strikt genomen is het immers zelfs niet eens zeker dat Ezra en Nehemia door eenzelfde persoon geschreven zijn. Toch kunnen wij globaal aannemen dat deze vier 'geschiedkundige' geschriften geschreven zijn door één of meer, in tijd en geest met elkaar verwante personen.

Datering
Men veronderstelt op basis van een aantal gegevens in de tekst, die niet altijd met zekerheid geïnterpreteerd kunnen worden, dat de auteur (of auteurs) geleefd moet(en) hebben in de tweede helft van de 4de eeuw voor Christus (350-300). Deze gegevens zijn o.a.: de vermelding van de Perzische munteenheid 'darieken' (29,7); het gegeven dat de stamboom van David zes generaties na Zerubbabel ophoudt (3,19-24); het gegeven dat de lijst van hogepriesters eindigt bij Jaddua (Nehemia 12,11; zie ook de inleiding op Nehemia).

Juda
Vergeleken met de boeken Samuël en Koningen biedt 1 Kronieken toch duidelijk een eigen theologische benadering van de geschiedenis van het koninkrijk van Israël. De aandacht concentreert zich op de verhevenheid van de stam en het koninkrijk van Juda. 1 Kronieken 2 bevat een uitvoerige geslachtslijst van de stam Juda, waarin ook Davids voorouders voorkomen (2,9-15). Voor de stamboom van David zelf wordt een grote plaats ingeruimd (3,1-24).

Koning David
De persoon van koning David staat centraal in Kronieken. Hij is de ideale koning, godvrezend en sterk, drager van de belofte. David zetelt op de troon van de heer (17,14; vgl. 28,5; 29,23), en Israël is het koninkrijk van de heer. Dit ideaalbeeld wordt pas goed begrepen tegen de achtergrond van de donkere tijd na de Babylonische ballingschap waarin Kronieken ontstaan is. De glorie van Davids koningschap was toen reeds lang voorbij en zijn huis was nog slechts 'een bouwvallige hut' (Amos 9,11). Het is niet geheel ondenkbaar dat achter de historische David bij de kronist het beeld van de toekomstige messiaanse koning opdoemt (vgl. Ezechiël 35,23v).

JHWH-cultus
De auteur wil David uitdrukkelijk zien als de grondlegger van Israëls eredienst in het heiligdom van JHWH in Jeruzalem: het is David die de zangers uit de beroemde familie van Asaf aanstelt; het zijn Davids liederen die gezongen worden (vgl. 1 Kronieken 16,8vv; 2 Kronieken 7,6); hij neemt ook de nodige maatregelen om de bouw van de tempel door Salomo veilig te stellen (22,1-19); hij deelt priesters en Levieten in klassen in overeenkomstig hun afstamming en religieuze functies (23-26). David is ten slotte het grote voorbeeld voor al zijn nakomelingen (2 Kronieken 7,17; 17,3; 34,2).

Bathseba
De minder rooskleurige gebeurtenissen in Davids leven (het overspel met Batseba en de moord op Uria in 2 Samuël 11; de opstand van zijn zoon Absalom en Davids vlucht in 2 Samuël 15) worden verzwegen of lichtelijk gewijzigd (duidelijk in het verhaal van de volkstelling in 1 Kronieken 21 parallel met 2 Samuël 24). Hetzelfde geldt voor Davids zoon Salomo, wiens afgoderij en ontrouw aan de Heer (1 Kronieken 11) met zwijgen worden toegedekt, evenals de samenzwering van Adonia en Salomo's vergeldingsmaatregelen (1 Koningen 1-2).

Priesterlijke mentaliteit
De nadruk op het woord van God, gesproken door de profeten, evenals op de bovengenoemde geslachtslijsten, priesterlijke en Levitische functies, verraadt de priesterlijke mentaliteit van de auteur.

Navertelling
Samenvattend kan men zeggen dat Kronieken een min of meer selecterende en gekunstelde navertelling is van de geschiedenis van Samuël en Koningen, met de nadruk op David en het rijk van Juda als nationale en religieuze grootheden, in duistere tijden wijzend naar een glorievolle en troostrijke toekomst.

Met dank aan de Katholieke Bijbelstichting (KBS) die de 'Inleiding op het eerste boek Kronieken' (Willibrordvertaling van de Bijbel, uitgave 1995) welwillend ter beschikking heeft gesteld voor verwerking in dit lemma.