Het eerste boek Samuël gaat over de profeet Samuël, over Israëls eerste koning Saul en diens opvolger en vijand David. Het eindigt met Davids rouw over Saul en zijn vriend Jonathan.
Profeet Samuël
De Hebreeuwse Bijbel beschouwt 1 en 2 Samuël als één boek. Deze boeken vormen één groot geheel, en danken hun naam aan de grote religieuze leider Samuël, die een beslissende rol speelde in de overgangsperiode tussen de rechters en de koningen.
Roeping
Het eerste boek vangt aan met de geboorte en de roeping van Samuël, wiens naam wordt uitgelegd als: 'want ik heb hem God afgesmeekt'. Daarna worden in een aantal merkwaardige verhalen die nog getuigen van een oude magische godsopvatting, de lotgevallen van de Ark van het Verbond verhaald: hoe zij door de Filistijnen wordt buitgemaakt, overal kwalen en onheil teweegbrengt en ten slotte naar Kirjat-Jearim in Israël wordt teruggezonden, waar ze blijft tot David haar naar Jeruzalem zal overbrengen.
Israël wil een koning
Wanneer Samuël oud geworden is, stelt hij zijn zonen aan als rechters over Israël. Maar omdat zij niet de wegen van hun vader bewandelen, uit zijn op hun eigen voordeel en het recht verkrachten, smeekt het volk om een koning. Samuël is het daar eerst niet mee eens, want eigenlijk is JHWH de enige koning van Israël. Hij waarschuwt het volk en wijst uitvoerig op de negatieve aspecten van het koningschap. Maar nadat hij JHWH in zijn gebed om raad heeft gevraagd, moet hij ten slotte toch toegeven.
Saul
De eerste koning is Saul. Over zijn keuze bestaan niet minder dan drie verschillende versies. Volgens de eerste versie (9,1-10,16), waarschijnlijk afkomstig uit Betel, wordt de boerenzoon Saul, die met kop en schouders boven allen uitsteekt, door Samuël op bevel van JHWH tot koning gezalfd, wanneer hij met een knecht op zoek is naar de weggelopen ezelinnen van zijn vader Kis. De tweede versie (10,17-27), van Mispa, vertelt dat Samuël het volk ter verkiezing van een koning voor een landdag naar Mispa roept. Daar valt het lot op Saul, die zich uit bescheidenheid eerst verstopt heeft. Maar wanneer hij gevonden wordt, blijkt hij opnieuw met kop en schouders boven allen uit te steken. De derde versie (11), van Gilgal, is historisch gezien de meest waarschijnlijke; zij vertelt dat Saul door het enthousiaste volk tot koning wordt uitgeroepen als gevolg van zijn overwinning op de Ammonieten, waarin hij duidelijk bewezen heeft een charismatische leider te zijn.
Door JHWH verworpen
Aanvankelijk is Saul een koning naar het hart van JHWH. Maar zo blijft het niet. Steeds meer gaat hij zich gedragen als een eigengereide koning, alleen maar bekommerd om zijn eigen macht en glorie. Daardoor doet hij dwaze dingen. Hij houdt zich niet meer aan de bevelen van JHWH. Zo verspeelt hij het koningschap. Samuël laat hem weten dat JHWH hem verworpen heeft en uitziet naar een andere koning.
David
Dan volgen de onvergetelijke verhalen van Davids opkomst. Hij is de jongste zoon van Isaï, een eenvoudige schapenhoeder aan wie niemand denkt en die nog niet meetelt. In hem heeft JHWH de ware koning gezien, 'want God ziet niet zoals een mens ziet; een mens kijkt naar het uiterlijk, maar JHWH kijkt naar het hart'. David is ook een talentvol citerspeler. Zo komt hij bij koning Saul terecht, die depressieve buien heeft en door een boze geest wordt gekweld. David wordt zijn wapenknecht en vrolijkt hem op met zijn citerspel.
Goliath
In hoofdstuk 17 volgt dan het beroemde verhaal over David en Goliath, op het eerste gezicht een gewelddadig oorlogsverhaal, maar in feite juist een protest tegen oorlog en geweld. David weigert de wapenrusting die Saul hem aanbiedt. Hij overwint de Filistijnse reus zonder een zwaard te gebruiken. Zijn eigenlijk wapen is zijn groot godsvertrouwen. Het is JHWH die overwint. Dit verhaal wil verkondigen dat Israël een God heeft, een God die geen redding brengt door het zwaard en de lans.
Vriend Jonathan
Saul ziet in het succes van de door het volk bejubelde David een bedreiging voor zichzelf. Hij wordt jaloers op hem en staat hem naar het leven. Dit in schrille tegenstelling tot zijn zoon Jonathan, die zich als een ware vriend onbaatzuchtig kan verheugen over het goede dat David te beurt valt. Hij probeert zijn vader Saul met David te verzoenen, maar slaagt daar tot zijn grote spijt niet in.
David op de vlucht
Er blijft David niets anders over dan weg te vluchten in de woestijn van Juda. Tot tweemaal toe krijgt hij daar de kans om zijn rivaal Saul, die hem achterna blijft zitten, om te brengen. Maar David ziet in dat dit niet Gods wil is, want ondanks alles blijft Saul de gezalfde van JHWH. David zal zich het koningschap niet met geweld toe-eigenen. Hij heeft zijn vijand lief en hij misbruikt zijn macht niet, ook niet tegenover de dwaze Nabal, omdat hij luistert naar de profetische raad van Abigaïl, die het betere 'ik' in hem wakker roept en hem ervoor behoedt het recht in eigen handen te nemen.
Dood van Saul
Het boek eindigt met het verhaal van de dood van Saul, die zich in de strijd tegen de Filistijnen in zijn eigen zwaard stort, in een laatste poging om zijn eer te redden. Maar ondertussen heeft David, die zich zo grootmoedig toonde in zijn houding tegenover Saul en Nabal, en in zijn overwinning op de Amalekieten (30), bewijzen te over geleverd dat hij ervoor klaar staat de nieuwe messiaanse koning van Israël te worden.
Het Eerste Boek Samuël is als volgt opgebouwd:
1. Over Samuël: de grote religieuze leider in de tijd tussen rechters en koningen (1-7)
2. Over Samuël en Saul: het ontstaan van het koningschap (8-15)
3. Over Saul en David (16-31)
Met dank aan de Katholieke Bijbelstichting (KBS) die de 'Inleiding op het eerste boek Samuël' (Willibrordvertaling van de Bijbel, uitgave 1995) welwillend ter beschikking heeft gesteld voor verwerking in dit lemma.