Het Tweede Oecumenische Concilie werd gehouden in het jaar 381 te Constantinopel, de hoofdstad van het Oost-Romeinse Rijk. De belangrijkste kwestie was de Godheid van de Heilige Geest. Op dit concilie werd de Geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel opgesteld.

Nicea I
Keizer Theodosius I, augustus van het Oost-Romeinse Rijk, was aanhanger van de niceaanse factie van de Kerk. Dat wil zeggen dat Theodosius de veroordeling van de arianen op het Oecumenisch Concilie van Nicea en de daar opgestelde Geloofsbelijdenis onderschreef. Hij was het die naar aanleiding van de verdeelheid die het arianisme had gebracht opnieuw een concilie bijeenriep in Constantinopel, de nieuwe hoofdstad van het Romeinse Rijk. Deze vond plaats in de maanden mei, juni en juli van het jaar 381.

Homoianisme
Er waren in Constantinopel al eerder concilies gehouden: in 335/336, 338 en 360. Het laatste was bijeengeroepen door Constantius II om het Concilie van Ariminum (359) te bevestigen. Daar was het Niceaanse geloof in de gelijkheid van de Zoon aan de Vader onderuitgehaald. In plaats van 'gelijk in wezen' (homo-ousios) met de Vader' sprak men in Ariminum (het huidige Rimini) ook niet van 'gelijkend wezen' (homoi-ousios), maar van 'gelijkend op de Vader' (homoios tooi patri). Dit vertegenwoordigde het zogenoemde homoianisme, dat gesteund werd door Constantius II, die sinds 353 alleenheerser van het gehele Rijk was. Het concilie van Constantinopel van 360 bevestigde het homoianisme en veroordeelde zowel het anti-arianisme als het strenge arianisme.

Vier ariaanse stromingen
De leer van Arius had vier stromingen opgeleverd:

  1. het zuivere arianisme: de Zoon is geboren uit de Vader in de tijd en zijn goddelijkheid is daarom ondergeschikt aan die van de Vader;
  2. het semi-arianisme: de afwijzing van de niceaanse leer dat de Zoon dezelfde substantie (ousia) heeft als de Vader terwijl bevestigd wordt dat de substantie van de Zoon wel gelijkt op die van de Vader (homoiousios);
  3. het homoianisme (omeanisme): de verwerping van de niet-Bijbelse term ousia en daarmee ook het niceaanse homoousios en het semi-ariaanse homoiousios; daarvoor in de plaats kwam de formule 'de Zoon gelijkt (homoios) op de Vader';
  4. het anhomoianise (anomeanisme): de extreem-arianistische leer die de gelijkheid en de gelijkenis van de Zoon met de Vader verwerpt (anhomoios = niet gelijkend). 

Keizers
In 361 stierf Constantius II onverwacht, waardoor de semi-arianen en de homoianen hun voornaamste protector verloren. Hij werd opgevolgd door Julianus de Afvallige, die de heidense staatscultus trachtte te herstellen. Deze overleed in de zomer van 363 aan zijn verwondingen tijdens een veldslag in Perzië. Julianus werd opgevolgd door Jovianus, die de christelijke godsdienst in ere herstelde. Jovianus was een bewonderaar van bisschop Athanasius van Alexandrië, de grote orthodoxe strijder tegen het arianisme. Hij liet Athanasius, die door Constantius en Julianus was verbannen, opnieuw installeren op de patriarchale troon van Alexandrië. Jovianus stierf al in 364 en werd opgevolgd door Valentinianus I, die zijn broer Valens benoemde tot medekeizer voor het Oosten. De twee lagen theologisch niet op één lijn: Valentinianus was niceaan en Valens ariaan. Toen Valens in 378 stierf kwam een definitief einde aan de keizerlijke bescherming van het arianisme. Keizer Theodosius, een niceaan uit Hispania, zou het arianisme uitbannen. Voor dat doel riep hij een nieuw concilie in Constantinopel bijeen.

Oecumenisch
Het vierde concilie van Constantinopel is de geschiedenis ingegaan als het Tweede Oecumenische Concilie. Het is het eerste oecumenische concilie dat in Constantinopel werd gehouden; in totaal zouden er in die stad vier worden gehouden. Het oecumenische karakter van het concilie van 381 is echter pas later door alle orthodoxe kerken erkend.

Ariaanse bisschop
De locatie van het concilie was het keizerlijk paleis, dat gelegen was tussen de plek waar later de Hagia Sophia gebouwd werd en de in de begin 17de eeuw gebouwde Blauwe Moskee. Theodosius had het bijeengeroepen om de Geloofsbelijdenis van Nicea te bevestigen. Toen hij Constantinopel in triomftocht was binnengetrokken, eiste de keizer van de ariaanse bisschop Demophilus dat die de Niceaanse geloofsbelijdenis zou onderschrijven. Toen Demophilus dat weigerde, zette Theodosius hem af. Hij werd uiteindelijk in 379 opgevolgd door Gregorius van Nazianze.

Voorzitter
Volgens de officiële verslagen namen er 150 bisschoppen aan het concilie deel. Paus Damasus was echter niet aanwezig. De voorzitter was Meletius van Antiochië, die echter al spoedig na de opening overleed. Hij werd opgevolgd door Gregorius van Nazianze. Wegens een ingewikkelde canonieke kwestie, waren er bisschoppen die hem niet erkenden als hoofd van de kerk van Constantinopel. Eenheid was het doel van het concilie en Gregorius vond het onverdraaglijk dat hijzelf een bron van verdeeldheid was. Daarom stelde hij zijn zetel en het concilievoorzitterschap ter beschikking. Theodosius benoemde Nectarius, een jurist uit Tarsus, tot nieuwe bisschop en voorzitter van het concilie.

Heilige Geest
De centrale kwestie van het concilie was niet langer christologisch, maar pneumatologisch. Nu ging het om de goddelijkheid van de Geest (Pneuma). De macedonianen, genoemd naar de semi-ariaanse bisschop Macedonius I van Constantinopel, ontkenden dat de Heilige Geest God was. Hun tegenstanders noemden hen pneumotomachen, dat 'bestrijders van de Geest' betekent. Het macedonische standpunt was al bestreden door Athanasius, die leerde dat de Geest één in wezen (homo-ousios) met de Vader en de Zoon is. Ook Gregorius van Nazianze, Basilius en zijn broer Gregorius van Nyssa verdedigden de Godheid van de Geest en ontwierpen daarvoor de leer van de Drie-eenheid.

Gelijk aan Vader en Zoon
De concilievaders besloten met betrekking tot de Geest enkele formules toe te voegen aan de Geloofsbelijdenis van Nicea. Over de Zoon leerden ze dat Hij is geïncarneerd 'door de Heilige Geest uit de maagd Maria'. Aan de niceaanse belijdenis 'wij geloven in de Heilige Geest' voegden zij toe: 'die Heer is en het leven geeft, die voortkomt uit de Vader, die met de Vader en de Zoon tezamen wordt aanbeden en verheerlijkt, die gesproken heeft door de profeten'. Het resultaat was de Geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel (Nicaeno-Constantinopolitanum). In de Latijnse versie werd pas later eraan toegevoegd dat de Geest ook uit de Zoon voortkomt (zie: Filioque). Deze versie wordt gebruikt als het Credo van de Heilige Mis.

Andere ketterijen
Het Concilie veroordeelde verder de volgende doctrines als dwalingen:
de leer van Apollinaris van Laodicea (apollinarisme);
de leer van Sabellius (sabellianisme);
de leer van Marcellus van Ankyra (monarchianisme);
de leer van Photinus van Sirmium (adoptianisme);
de leer van Eunomius van Cizycus (anomeanisme);
de leer van Eudoxius van Constantinopel (anomeanisme).