Elisabeth van Thüringen (1207-1231), ook bekend als Elisabeth van Hongarije, was een dochter van de Hongaarse koning Andreas II. Door haar huwelijk werd zij landgravin van Thüringen. Zij streefde als landgravin het franciscaanse vroomheidideaal na. Haar leven stond in het teken van liefdadigheid. De Katholieke Kerk gedenkt haar op 17 november.
Uitgehuwelijkt
Elisabeth van Thüringen werd op 7 juli 1207 geboren in het Sárospatak, in het noordoosten van Hongarije. Zij was het derde kind en de tweede dochter van koning Andreas II en Gertrudis van Meranië. Zij werd op haar vierde uitgehuwelijkt aan de zeven jaar oudere Lodewijk, die in 1217 als Lodewijk IV zijn vader, Herman I, zou opvolgen als landgraaf van Thüringen. Onmiddellijk werd de vierjarige naar het landgrafelijk kasteel Wartburg in Eisenach gestuurd. Hier groeide het meisje op in het gezin van haar toekomstige schoonouders.
Landgravin
In 1221, Elisabeth was toen 14 jaar oud, trouwde ze met Lodewijk. Het huwelijk was volgens de overlevering gelukkig en het paar kreeg twee dochters en een zoon. In 1223 vestigden franciscanen zich in Eisenach. Hier maakte Elisabeth kennis met de franciscaner vroomheid en ze nam zich voor haar leven te richten naar dat vroomheidideaal. Zij legde zich vanaf dat moment toe op liefdadigheid. Haar man – die vooral politicus was – had ten opzichte van de activiteiten die Elisabeth een ambivalente houding. Enerzijds vond hij het goed om zijn welvaart te delen met de armen, anderzijds vond hij het niet goed dat zijn vrouw zich te veel mengde onder het gewone volk. Samen richtten zij in Gotha een hospitaal op. Elisabeth stond onder sterke invloed van haar biechtvader Konrad von Marburg die door paus Innocentius III was aangesteld om de Albigenzen te vervolgen.
Rozenwonder
Een van de wonderen die aan Elisabeth wordt toegeschreven betreft het zogenaamde rozenwonder. Volgens de legende zou Elisabeth op een dag de stad in zijn gegaan om de armen een mand brood te gaan brengen, ofschoon haar echtgenoot dit uitdrukkelijk zou hebben verboden. In de stad kwam ze ongelukkigerwijs haar man tegen, die haar vroeg wat er in de mand zat. Toen Elisabeth daarop de mand opende, zouden de broden de gedaante van rozen hebben aangenomen. Eenzelfde legende gaat overigens over Sint Elisabeth van Portugal.
Weduwe
In 1227 overleed haar man in Otranto, waar hij – met keizer Frederik II op kruistocht – plotseling ziek geworden was. Hij werd opgevolgd door zijn zoon maar omdat deze nog minderjarig was, nam Lodewijks broer Hendrik Raspe het regentschap waar. Met hem vocht Elisabeth een bittere strijd om de erfenis, waarbij Konrad van Marburg door paus Gregorius IX werd aangesteld als advocaat van Elisabeth. Zij verliet uiteindelijk het hof en vestigde zich in Marburg, waar zij leefde als non. Zij zou zijn ingetreden bij de Derde Orde van de Franciscanessen, maar zeker is dat niet. Wel is zeker dat ze in Marburg een ziekenhuis stichtte, waar zij zelf werkzaam was als ziekenzuster.
Santo Subito
Elisabeth stierf op 24-jarige leeftijd in 1231. Haar biechtvader Konrad zette zich onmiddellijk in voor haar heiligverklaring. Al onmiddellijk na haar dood werd haar graf bezocht door talloze pelgrims en werden verschillende wonderen aan haar toegeschreven. Zij werd in 1235, vier jaar na haar dood, heilig verklaard door paus Gregorius IX. Voor die tijd was dat een opmerkelijk snelle heiligverklaring.
Bronnen
De schriftelijke bronnen voor het leven van Sint-Elisabeth stammen alle van na haar dood. De vroegste bron is de Vita Ludovici, primair een levensbeschrijving over haar man, geschreven door een hofkapelaan van de Wartburg, die rond 1228 verscheen. De Vita is als onderdeel van de Chronica pontificum et archiepiscoporum Magdeburgensium overgeleverd, en bevat tal van latere toevoegingen. Uit 1232 stamt de Summa vitae, geschreven door Konrad von Marburg, die het leven van Sint Elisabeth centraal stelt. Dit geschrift is aangevuld met een proces verbaal van de aan Elisabeth toegeschreven wonderen. Haar bekendste levensverhaal werd opgetekend door Caesarius van Heisterbach: de Vita sancti Elyzabeth lantgravie, die dateert van 1236/37.
Iconografie
Elisabeth wordt doorgaans afgebeeld met een kroon. Haar andere attributen zijn een waterkan en brood. Ook draagt zij vaak rozen in haar schort. In sommige afbeeldingen komt zij voor met drie kronen die zouden verwijzen naar haar boetedoening, haar kuisheid en naar haar voorbeeldige leven.
Patronaat
Sint-Elisabeth is patrones van Hongarije en van Thüringen. Daarnaast is zij beschermheilige van de liefdadigheid, ziekenhuizen, bedelaars, wezen, weduwen en weduwnaars en van de Derde Orde van Sint-Franciscus.
Elisabethvloeden
In Nederland zijn de overstromingen van 1401, 1421 en 1424 naar haar genoemd. Deze vielen op 19 november, de dag die tot 1969 de kerkelijke gedenkdag van Elisabeth was.