Engelen zijn volgens de katholieke leer door God geschapen geestelijke wezens. Ze worden als personen beschouwd omdat ze over intelligentie en vrije wil beschikken. Engelen hebben geen lichaam en zijn onsterfelijk. De goede engelen dienen God, bejubelen Hem, fungeren als zijn boodschapper en beschermen de gelovigen. De kwade engelen proberen onder leiding van Satan de mens tot zonde te verleiden.

Bode
Het Nederlandse woord 'engel' is afkomstig van het Latijnse angelus, dat op zijn beurt is afgeleid van αγγελος (angelos). Dit Griekse woord betekent 'bode', 'boodschapper', 'afgezant'. Het is een vertaling van het in het Oude Testament voorkomende Hebreeuwse woord mal'ach.

Natuur
Volgens de heilige Augustinus (354-430) geeft het woord 'engel' de functie van een engel aan en niet diens natuur: 'Naar wat hij is, is het een geest, naar wat hij doet, is het een engel' (Enarratio in Psalmos 103:1,15). De Katechismus van de Katholieke Kerk zegt over de natuur van de engelen: 'Als louter geestelijke wezens beschikken zij over intelligentie en wil; het zijn persoonlijke en onsterfelijke schepselen. Zij overtreffen alle zichtbare schepselen in volmaaktheid' (nr. 330). Hoewel niet alle engelen daadwerkelijk als bode van God fungeren, zijn ze allen genoemd naar de geesten die wel met een goddelijke boodschap naar de aardse werkelijkheid afdaalden.

Geschapen uit het niets
De Katholieke Kerk stelt het geloof in het bestaan van engelen verplicht, omdat zowel de Bijbel als de Traditie ervan getuigt. Engelen zijn geen goddelijke uitvloeiselen (emanaties), zoals in sommige culten werd gedacht. De engelen komen niet uit God voort, maar werden door Hem uit het niets geschapen. Deze leer werd voor het laatst op het Eerste Vaticaans Concilie (1870) plechtig afgekondigd (Dei Filius, canon 5). Merkwaardigerwijs wordt in de beide scheppingsverhalen van Genesis niets over de schepping van engelen gezegd.

Verschillende gedaanten
In de Bijbel komen engelen vaak voor. Zij worden op uiteenlopende wijzen voorgesteld: als gevleugelde poortwachters, als zesvleugelige troondienaren, als menselijke reizigers en als mannen in witte gewaden. In Genesis is er voor het eerst van engelen sprake als God Adam en Eva uit het paradijs verjaagt. Hij plaatst engelen die Kerubs worden genoemd, aan de oostkant van de Hof van Eden om de weg naar de Boom des Levens te bewaken. In de verhalen over de aartsvaders en het Volk Israël wordt vaak de Engel van Jahweh genoemd. Deze mysterieuze figuur vertegenwoordigt Gods heilige kracht en beschermt de Uitverkorenen.

Gabriël
Gedurende de heilsgeschiedenis stonden de engelen in dienst van het goddelijk plan om de mens te redden van het kwaad. Zij beschermden en leidden het volk van God, zij stonden de profeten bij en kondigden geboorten en roepingen aan. Tenslotte was het de engel Gabriël die de geboorte van Johannes de Doper en Jezus Christus aankondigde.

Christus en de engelen
De engelen zijn van Christus: 'Want in Hem is alles geschapen in de hemelen en op de aarde, het zichtbare en het onzichtbare, tronen en hoogheden, heerschappijen en machten. Het heelal is geschapen door Hem en voor Hem' (Kol.1:16). Het leven van Jezus is dan ook vanaf zijn geboorte tot zijn hemelvaart omgeven door de verering en de dienst van de engelen. Vooral het Lucas-evangelie getuigt daarvan. Bij de geboorte van Christus in Bethlehem klinkt het engelengezang Gloria in excelcis Deo (Lc.2:14). Zij beschermen Jezus' jeugd, dienen Hem in de woestijn en sterken Hem in zijn doodsangst. Het zijn ook de engelen die de Verrijzenis bekendmaken. Toen enkele vrouwen het graf van Jezus bezochten, zeiden twee mannen in een stralend wit kleed tegen hen: 'Wat zoekt ge de levende bij de doden. Hij is niet hier, Hij is verrezen' (Lc.24:4.5).

Laatste Oordeel
Volgens het Matteüs-evangelie zijn de engelen aanwezig bij de wederkomst van Christus. 'Wanneer de Mensenzoon komt in zijn heerlijkheid en vergezeld van alle engelen, dan zal Hij plaats nemen op zijn troon van glorie. Alle volken zullen voor Hem bijeengebracht worden en hij zal ze in twee groepen delen' (Mt.25:31.32). In de Apokalyps van Johannes is er sprake van zeven engelen die ieder een schaal met een plaag vasthouden. Die worden door de engelen uitgestort over de onboetvaardige godlasteraars (Ap.16). In het boek Daniël wordt de engel Michaël genoemd, die in de Eindtijd een grote rol zal spelen: 'In die tijd zal de grote vorst Michaël opstaan om de kinderen van uw volk te beschermen. Want het zal een tijd van nood zijn, zoals er eerder nog geen is voorgekomen zolang er volken bestaan' (12:1).

Engelbewaarders
Volgens de katholieke leer wordt het menselijk leven vanaf het begin tot de dood omringd door de bescherming en voorspraak van de engelen. 'Iedere gelovige wordt terzijde gestaan door een engel om hem als een behoeder en herder naar het leven te leiden', zegt de heilige kerkvader Basilius de Grote (329-379) in zijn geschrift Adversus Eunomium. Dit religieuze besef heeft ertoe geleid dat er een aparte groep engelen werd onderscheiden: de Engelbewaarders of Beschermengelen.

Verering
De Kerk vereert de engelen en roept hun bijstand in. Op de liturgische kalender van de Rooms-Katholieke Kerk staan twee engelendagen: het feest ter ere van de Aartsengelen Michaël, Gabriël en Rafaël op 29 september en de gedachtenis van de Engelbewaarders op 2 oktober.

Satan
Volgens de katholieke demonologie zijn er naast goede engelen ook kwade geesten of demonen. Deze wezens zijn de handlangers van Satan. 'De duivel en de andere demonen zijn door God als van nature goed geschapen, maar zij zijn van zichzelf slecht geworden', verklaarde het Vierde Concilie van Lateranen (1215). In de Bijbel wordt over een zonde van engelen gesproken. Deze 'zondeval' bestaat in de vrije keuze van deze geschapen geesten, die God en zijn rijk radicaal en onherroepelijk hebben afgewezen.

Etherisch lichaam
In de oudheid en de middeleeuwen waren niet alle theologen ervan overtuigd dat engelen zuiver onstoffelijke wezens zijn. Men vroeg zich namelijk af hoe het kan dat engelen aan mensen verschijnen, zoals in de Heilige Schrift verteld wordt. Sommige theologen meenden dat engelen een soort etherisch lichaam hebben. Deze opvatting werd door Sint Augustinus voor aannemelijk gehouden en bleef onder zijn invloed tot Sint Bernardus van Clairvaux (1090-1153) doorwerken (Piet Schoonenberg SJ in lemma 'Engelen', Catholica 1968).

Negen engelenkoren
In de middeleeuwen werd veel nagedacht over de engelen. De afdeling binnen de theologie die zich bezighield met de goede engelen heet 'angelologie'. De 'daemonologie' houdt zich bezig met alle geesten. Het meest gezagvolle 'angelologische' geschrift was lange tijd Over de hemelse hiërarchie van een anonieme auteur die Pseudo-Dionysius de Areopagiet (ca. 500) genoemd wordt. Veel van zijn speculatieve stellingen zijn overgenomen van de neoplatoonse filosoof Plotinos (3de eeuw). Onder zijn invloed groeide de overtuiging dat engelen zuiver onstoffelijk zijn. In diens boek Enneaden speelt het getal negen een belangrijke rol. Volgens de Pseudo-Dionysius bestaat de gemeenschap van de engelen uit negen koren. Ieder koor bestaat uit een hiërarchie: 

  • het eerste koor: de Serafijnen, de Cherubijnen en de Tronen;
  • het tweede koor: de Heerschappijen, de Krachten en de Machten;
  • het derde koor: de Vorstendommen, de Aartsengelen en de Engelen.

Soorten engelen
Bij de aanvaarding van de filosofie van Aristoteles in de katholieke theologie (13e eeuw) ontstond in scholastieke kring een dispuut over de natuur van de engelen. Volgens Aristoteles bestaat ieder wezen, behalve God, uit materie en vorm. De materie (hulè) is volgens Aristoteles de mogelijkheidsvoorwaarde van veelheid. Dat er bijvoorbeeld meerdere paarden zijn, terwijl er slechts één vorm paardheid is, wordt veroorzaakt door de materie. Volgens Sint Thomas van Aquino is een engel een zuiver geestelijk wezen en heeft hij dus geen materie. Hij concludeerde daaruit dat iedere engel zijn eigen soort is. Dat betekent dat geen enkele engel lijkt op een andere. Niet alleen verschillen ze als personen van elkaar, maar ook qua natuur is de ene engel volstrekt anders dan de andere. Tegenstanders van deze theorie stelden dat engelen wel degelijk naar soort gegroepeerd kunnen worden. De engelen hebben weliswaar geen lichaam, toch beschikken ze over materie. Deze theologen onderscheidden de materia prima ('de eerste stof') en materia secunda ('tweede stof'). Engelen hebben wel materia prima - het principe waardoor zij met velen één natuur gemeenschappelijk kunnen hebben, maar geen stoffelijke gestalte (materia secunda).