Het bijbelboek Ezechiël is genoemd naar een profeet van priesterlijke afkomst die in de jaren 593-571 v.Chr. werkzaam was in Babylonië. De historische achtergrond van het boek wordt gevormd door de zogeheten Babylonische ballingschap. Het centrale thema van Ezechiël is de ondergang en het herstel van Israël en Juda. In het boek wordt een verklaring gegeven voor verwoesting en ballingschap: ze worden voorgesteld als een straf van God voor de zonden van het volk, met name voor de verering van andere goden. Tegelijk gaat het boek ook over de belofte van terugkeer naar Jeruzalem en herstel van Juda en Israël.

'God is mijn sterkte'
Ezechiël betekent 'God is mijn sterkte'. De profeet Ezechiël behoorde tot een priesterlijke familie. Hij was de zoon van Buzi en een tijdgenoot van de profeet Jeremia. Ezechiël profeteerde vanaf 593 v.Chr. in Tel-Abib onder de Joodse ballingen, die na de eerste val van Jeruzalem in 597 v.Chr. naar Babylon werden gedeporteerd. Hij verloor zijn vrouw kort voor de tweede val van Jeruzalem en de vernieling van de tempel in 587.

Centralisatie cultus
Ezechiëls profetieën bestrijken een periode van ongeveer twintig jaar. Het zijn jaren van crisis. Enkele jaren tevoren heeft de Deuteronomistische Hervorming de nadruk gelegd op de centralisatie van de cultus in de Tempel van Jeruzalem. Dat heeft tot gevolg dat men in Juda zeer gevoelig is voor het verlies van de tempel. De inbreng van Ezechiël is daarom van vitaal belang, omdat hij dit trauma helpt overwinnen.

Opbouw
Het boek Ezechiël is als volgt opgebouwd:

  • Openingsvisioenen: de roeping van Ezechiël tot profeet (hoofdstukken 1-3)
  • Orakels tegen Juda: aankondiging van de tweede val van Jeruzalem en de vernieling van de tempel (hfst 4-24)
  • Orakels tegen de vijanden van Juda ( hfst 25-32)
  • Heilsorakels voor Juda (hfds 33-39), culminerend in tempelvisioen (40-48).

Als een kathedraal
Het boek Ezechiël kan men vergelijken met een grootse kathedraal. Wie er binnentreedt, wordt overweldigd. Een indrukwekkend openingsvisioen fungeert als voorportaal. Daarna volgen drie grote delen, die men kan vergelijken met het schip, de kruisbeuk en het koor. Het schip is laag en donker. Er spreekt dreiging uit. Het bestaat uit een verzameling orakels tegen het godsvolk. Het hoofdthema is de aankondiging van de val van Jeruzalem in 587. Haaks daarop staat de kruisbeuk, die een verzameling spreuken bevat tegen de vijanden van Juda. Verderop komen we in het koor. Hier straalt veel meer licht. Het is een bundel heilsorakels aan het adres van Juda. Dit deel culmineert in een breed uitgewerkt visioen over de nieuwe tempel in een ideale eindtijd.

Gehandicapte profeet
De drie grote delen staan met elkaar in verbinding door het thema van de gehandicapte profeet. Vanaf zijn roeping wordt hij geslagen met stomheid. Op het eerste gezicht lijkt dit onzin, want een profeet die niet spreken kan, is geen profeet. De lezer krijgt evenwel onmiddellijk tekst en uitleg. De stomheid geldt alleen voor de eigen initiatieven van de profeet, niet voor de spreekopdrachten die God hem geeft. Deze handicap blijft duren tot aan de tweede val van Jeruzalem. Net vóór het begin van het tweede boekdeel wordt de nakende val van Jeruzalem in het vooruitzicht gesteld, samen met het herstel van de profeet. Bij de aanvang van het derde deel blijkt hoe dit vooruitzicht werkelijkheid wordt. Er zijn betere tijden op komst.

Lange wordingsgeschiedenis
Men mag gerust aannemen dat het boek een lange wordingsgeschiedenis achter de rug heeft. Men kan die vergelijken met de verscheidene bouwperiodes, die men uit de muren van een kathedraal kan aflezen. Het is echter niet altijd gemakkelijk om de juiste grenzen te trekken tussen de oorspronkelijke tekst en de latere redactionele bewerkingen. Dit kan men verklaren door de werkwijze van de bewerkers, Ezechiëls leerlingen. Ze zijn niet te werk gegaan zoals de vernieuwers van kerkgebouwen, van wie de sporen duidelijk zichtbaar bleven, nadat zij sobere gotische kathedralen met weelderige barokke kapellen en altaren hadden opgesmukt. Ezechiëls leerlingen daarentegen hebben de stijl en de woordenschat van hun meester zoveel mogelijk overgenomen. Daardoor wekt het boek op het eerste gezicht een indruk van uniformiteit, die vooral het resultaat is van de steeds weer terugkerende ?ik-stijl?.

Heiligheid van Gods naam
In de profetieën van Ezechiël herkent men elementen uit de priesterlijke traditie. Een van de voornaamste is het sterk benadrukken van Gods heerlijkheid en heiligheid. Gods heiligheid komt op dramatische wijze tot uitdrukking in de machtige visioenen. Zoals bijvoorbeeld in het visioen van de kerubs, die de dragers zijn van Gods majesteit, in het visioen van de verdorde doodsbeenderen die opnieuw tot leven komen en in het tempelvisioen. Gods heerlijkheid staat in schril contrast met de schildering van Jeruzalems ontrouw. De bedoeling was om de Joodse balling ontzag in te boezemen voor de God van zijn vaderen, maar hem tegelijkertijd ook vertrouwen te schenken: ten slotte zal God zijn volk niet voor altijd verstoten en zal er eens een einde komen aan de ballingschap.

Poëtisch
De auteur heeft ontegenzeggelijk zeer grote poëtische kwaliteiten, zoals blijkt uit zijn rijke woordenschat, zijn sprekende beelden, zijn gevoel voor het pittoreske detail, zijn bijzondere smaak voor archaïsche taal en voor mythologische motieven. Verder geeft hij hier blijk van een meer dan middelmatige kennis op het gebied van de zeevaart en de geografie.

Langdradig
De beschrijvingen van Ezechiël zijn niet overal even boeiend. Soms is hij langdradig en gekunsteld. Hij vervalt gemakkelijk in clichés en maakt zich schuldig aan nodeloze herhalingen. Toch is zijn boek, met zijn geslaagde en minder geslaagde bladzijden, één openhartig en ook overtuigend bewijs zowel van de religieuze en echt profetische bewogenheid van Ezechiël als van zijn dichterlijke grootheid.

Met dank aan de Katholieke Bijbelstichting (KBS) te Den Bosch die de 'Inleiding op het boek Ezechiël' (Willibrordvertaling van de Bijbel, uitgave 1995) welwillend ter beschikking stelde voor verwerking in dit lemma.