Sint-Fredericus was bisschop van Utrecht (ca. 820-835). Hij wordt vereerd als martelaar. Feestdag 18 juli.
Over Frederiks geboorte, afkomst en jeugd ontbreekt historisch betrouwbare informatie. Hij zou behoren tot de Friese adel. Door de hogere clerus van de kerk van Utrecht aan het hof van Rooms-keizer Lotharius I werd hij gekozen tot bisschop.
In het diocees Utrecht dat zowat het huidige Nederland van boven de rivieren omvatte, ging hij voortvarend te werk. Volgens zijn hagiografen bestreed hij in het land der Friezen een ketterij, waarvan de aard onbekend is. Hij predikte de rechtzinnige leer, samen met onder anderen de priester Odulphus.
In 829 nam Frederik deel aan een synode in Mainz. Ook is bekend dat de beroemde abt Hrabanus Maurus hem zijn commentaar op het boek Jozua toezond.
In 834 maakte bisschop Frederik mee hoe residentiestad Utrecht door de Noormannen werd geplunderd.
Volgens de Passio Frederici, een 11de-eeuws geschrift, zou Frederik in 835 op bevel van keizerin Judith zijn vermoord. Judith van Beieren, de tweede vrouw van Lodewijk de Vrome, stond bekend als een wellustige en overspelige vrouw. Mogelijk omdat hij haar te streng vermaande, zou hij haar toorn hebben gewekt. Andere bronnen beweren dat hij door heidenen op Walcheren zou zijn omgebracht.
Zijn stoffelijk overschot werd bijgezet in de Sint-Salvatorkerk in Utrecht.
Het aartsbisdom Utrecht gedenkt hem op 18 juli.