De galero was het hoofddeksel dat tot na het het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) werd gedragen door kardinalen. In het Nederlands wordt de galero 'kardinaalshoed' genoemd.

De galero is rood en rond en heeft brede rand. Aan weerszijde van de hoed hangen vijftien kwasten. Hoewel de galero in de praktijk enkel door kardinalen werd gedragen, komt hij in de kerkelijke heraldiek voor als helmteken boven het wapen. Bij (aarts)bisschoppen is deze heraldische hoed groen, bij abten en priesters zwart. Bij kardinalen hangen vijftien kwasten aan weerszijde van de hoed, bij aartsbisschoppen tien, bij abten en priesters vijf, respectievelijk één. De hoed lijkt op de capello romano, de hoed die wel door priesters werd gedragen, zij het dat de galero veel groter is.

Herkomst
De galero is vermoedelijk ontstaan uit de pelgrimshoed. Na het Concilie van Lyon (1245) zette paus Innocentius IV voor de eerste keer nieuw gecreëerde kardinalen deze hoed op. Het gebruik dat kardinalen na hun creatie deze hoed kregen uitgereikt, bleef bestaan tot 1969 toen de hoed werd vervangen door een bonnet. Nog steeds komt de hoed voor in uitdrukkingen als: “Milaan is een zekere kardinaalshoed”.

Gebruik
Kardinalen droegen hun galero alleen wanneer zij in koorkledij waren en dan meestal nog alleen bij bijzonder plechtige gelegenheden, wanneer zij ook een cappa magna droegen. De hoed was mede door de lange koorden met zware kwasten tamelijk onpraktisch in het gebruik. Gebruikelijk was overigens dat de galero na het overlijden van een kardinaal boven diens (praal)graf werd gehangen.

Hieronymus
Hoewel er in de tijd van de kerkvader Sint Hieronymus nog geen kardinalen waren, wordt hij dikwijls afgebeeld als kardinaal, dit omdat hij de rechterhand was van paus Damasus. In de iconografie geldt hij als kardinaal avant la lettre. Vaak is er op schilderijen van de heilige ook een galero te zien.

Kardinaal Bernard Alfrink ontvangt op 31 maart 1960 de galero die paus Johannes XXIII naar hem heeft laten opsturen.