Daags na het hoogfeest van de Heilige Petrus en Paulus gedenkt de Katholieke Kerk alle eerste martelaren van Rome.
De eerste bloedgetuigen van de kerk van Rome vielen tijdens de verschrikkelijke christenvervolging onder keizer Nero. In het jaar 64 stond de stad Rome in lichterlaaie. Nero gaf daarvoor de schuld aan de christenen. Hij liet ze massaal oppakken en folteren. Daarvan getuigen de heidense schrijvers Tacitus in zijn Annalen (XV, 44) en bisschop Clemens van Rome in zijn brief aan de Korinthiërs (hoofdstukken 5 en 6).
Deze eerste christelijke martelaren worden herdacht op 30 juni, daags na het hoogfeest van Petrus en Paulus. De liturgische gedachtenis is echter buiten Rome facultatief. De oratie van de vieringen van die dag luidt:
God, Hij hebt de kerk van Rome vanaf haar eerste dagen geheiligd en to bloei gebracht door het bloed van vele martelaren. Laat hun kracht en sterkte in de strijd ons bemoedigen en hun overwinning ons blijvende vreugde schenken.
"Nero's toortsen", Henryk Siemiradski (1876)
Tacitus: "Bedekt met dierenhuiden werden zij verscheurd door honden en kwamen zo om, of ze werden aan kruizen gespijkerd, of ze werden veroordeeld tot de vlammen en verbrandden om zo te dienen als nachtverlichting als er geen daglicht meer was. Nero bood zijn tuinen aan als decor voor dit spektakel en hij gaf een voorstelling in het circus terwijl hij zich tussen het volk mengde verkleed als wagenmenner of terwijl hij boven op een wagen stond. Daarop kwam er een gevoel van mededogen op, zelfs voor de misdadigers die zware en exemplarische straffen verdienden; want dit gebeurde niet, naar het schijnt, voor het publieke goed, maar zij werden vernietigd om de wrede behoeftes van één man te verzadigen."